ECLI:NL:RBDHA:2023:13898

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
C/09/648732 / JE RK 23-1176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige en afwijzing van een verzoek tot deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juli 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2021. De moeder van [naam01] heeft het ouderlijk gezag en woont momenteel bij haar eigen moeder, wat de opvoedcapaciteiten en de thuissituatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft eerder, op 30 januari 2023, een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [naam01] in een pleeggezin, die oorspronkelijk zou eindigen op 30 juli 2023. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van deze machtiging tot het einde van de ondertoezichtstelling op 30 januari 2024, omdat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en de veiligheid van de thuissituatie.

Tijdens de zitting heeft de moeder verweer gevoerd en verzocht om een deskundigenonderzoek op basis van artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden niet veilig zijn voor [naam01] om bij de moeder te wonen en dat er onvoldoende zicht is op de opvoedcapaciteiten van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet wil meewerken aan een observatie in een moeder-kindhuis, wat de situatie verder bemoeilijkt.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [naam01] is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de huidige thuissituatie bij de moeder niet veilig is en er geen uitzicht is op verbetering op korte termijn. Het verzoek tot benoeming van een deskundige is afgewezen, omdat dit niet zou bijdragen aan een andere beslissing en de onzekerheid voor [naam01] zou verlengen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 januari 2024 en de beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/648732 / JE RK 23-1176
Datum uitspraak: 27 juli 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Afwijzing zelfstandig verzoek ex artikel 810a Rv
in de zaak naar aanleiding van het op 12 juni 2023 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2021 te
[plaats01] , hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam02] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F. Pool, gevestigd te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
Op 27 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek ex artikel 1:262b BW, met zaaknummer C/09/647909 / JE RK 23-1060. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een begeleider van Middin, [naam03] ;
- [naam04] en [naam05] namens de gecertificeerde instelling;
- [naam06] namens de Raad.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
- [naam01] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 januari 2023 [naam01] onder toezicht gesteld van 30 januari 2023 tot 30 januari 2024, alsmede een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin van 30 januari 2023 tot 30 juli 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 30 januari 2024.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt toegelicht. Het perspectief van [naam01] ligt niet bij de moeder en er wordt door Jeugdformaat gezocht naar een perspectief biedend bestandspleeggezin. Op 14 juli is er telefonisch contact geweest voor een kennismaking met een pleeggezin. Om [naam01] over te kunnen plaatsen naar een perspectief biedend pleeggezin moet het perspectief ook vastgesteld zijn en bepaald zijn dat er niet wordt teruggewerkt naar huis. De afgelopen periode is de moeder de bezoeken nagekomen en heeft ze positieve stappen gezet en laten zien dat ze haar best doet. De opvoedrol ligt echter niet bij de moeder en de komende periode moet gekeken worden naar de invulling van de ouderrol van de moeder en of er toegewerkt kan worden naar het vrijwillig kader. Een gezag beëindigende maatregel is daarom op dit moment niet aan de orde.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder wil dat dat [naam01] weer bij haar komt wonen. Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om [naam01] bij de moeder te plaatsen en naar alternatieven voor een moeder-kindhuis. Uit de verslagen van Jeugdformaat ten aanzien van de omgang komt een positief beeld over de moeder naar voren. Het is van belang dat er door deskundigen onderzoek wordt gedaan ten aanzien van het opvoedbesluit zodat er een weloverwogen beslissing kan worden genomen over het perspectief van [naam01] . De advocaat heeft verzocht om op grond van artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) daartoe een deskundige te benoemen. De advocaat van de moeder denkt hierbij aan een NIFP-onderzoek waarbij de volgende onderzoeksvragen in ieder geval aan bod dienen te komen:
• Hoe kan persoonlijkheid, verstandelijk vermogen en functioneren van moeder beschreven worden?
• Zijn er (contra-)indicaties voor V&O in de thuissituatie, gelet op eventuele psychische en/of psychiatrische problematiek van de moeder?
• In hoeverre is terugplaatsing [naam01] (op korte of lange termijn) in het belang van [naam01] ?
• Is er hulpverlening aangewezen voor [naam01] en/of moeder om terugplaatsing naar huis te verwezenlijken? zo ja, welke?
• In hoeverre komen uit onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling de opvoeding van de kinderen en/of bij eventueel te nemen beslissingen?
Meer subsidiair verzoekt de advocaat van de moeder om opdracht te geven aan de gecertificeerde instelling om onderzoek te laten doen naar de omgang tussen de moeder en [naam01] en of die omgang uitgebreid kan worden, eventueel via videobellen.
Het verweer leidt er volgens de advocaat toe dat het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing moet worden afgewezen; subsidiair verzoekt de advocaat om de machtiging voor maximaal 3 maanden te verlengen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Verlenging van de machtiging
Daartoe wordt het volgende overwogen. In de stukken is uiteengezet en ter zitting is verder toegelicht dat er onvoldoende zicht is op, en zorgen zijn over, de opvoedvaardigheden van de moeder en dat er ook feitelijke belemmeringen zijn om [naam01] terug bij de moeder te plaatsen. De moeder heeft geen eigen woning, zij verblijft bij haar eigen moeder in huis met nog andere huisgenoten -oma, tante en zus- en er is al lange tijd hulpverlening van Middin betrokken bij heel het gezin. Inzet van intensieve hulpverlening in de thuissituatie is niet mogelijk gebleken omdat het daar niet voldoende veilig was. De kinderrechter leidt verder uit de stukken en het verhandelde ter zitting af dat de beste en waarschijnlijk enige manier om zicht te krijgen op de capaciteiten van de moeder buiten de thuissituatie is om haar samen met [naam01] te observeren. De intake bij een moeder-kindhuis heeft echter niet tot verder onderzoek kunnen leiden; de moeder heeft te kennen gegeven dat zij niet wil meewerken aan plaatsing in een moeder-kindhuis. Mede om die reden, en vanwege gebrek aan motivatie en het niet willen accepteren van hulp en toezicht vanuit het moeder-kindhuis is zij daar afgewezen.
De wel ingezette hulpverlening heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd waardoor de thuissituatie bij de moeder nog onvoldoende schoon en veilig is voor [naam01] . Het ligt niet in de lijn der verwachting dat dit op korte of zelfs iets langere termijn anders zal zijn. Verder is onderbouwd toegelicht dat de moeder eerst behandeling nodig heeft voordat zij in staat zal zijn om op zichzelf te wonen.
Gelet op deze omstandigheden is de kinderrechter van oordeel dat op goede gronden is betoogd dat het niet mogelijk is om [naam01] in de huidige thuissituatie veilig te laten opgroeien, en dat er ook geen uitzicht is op een mogelijkheid dat de moeder binnen een afzienbare termijn zelfstandig in een eigen woning kan wonen, terwijl er daarnaast onvoldoende zicht is op de opvoedcapaciteiten van de moeder en op eventuele mogelijkheden tot ontwikkeling daarvan.
Verzoek tot benoemen deskundige o.g.v. art. 810a lid 2 Rv
Hiervoor is besproken dat plaatsing van [naam01] bij de moeder reeds vanwege feitelijke belemmeringen niet mogelijk is, nu er geen veilige verblijf- en opvoedsituatie bij de oma thuis is, waar de moeder haar permanente verblijf heeft, en dat ook niet te voorzien is dat in die situatie binnen afzienbare termijn verandering zal komen. De resultaten van een onderzoek door een deskundige zoals verzocht zal in die feitelijke situatie geen verandering kunnen brengen. Reeds om die reden zal het namens de moeder verzochte onderzoek niet tot een andere beslissing kunnen leiden. Daar komt bij dat onderbouwd is aangedragen dat voor een werkelijk voldoende inzicht in de opvoedcapaciteiten van de moeder nodig is dat observatie van de moeder samen met haar zoon kan worden uitgevoerd buiten de gezinssituatie bij de oma thuis. Nog los van het gegeven dat de moeder stellig is en blijft in haar weigering om aan een dergelijke observatie mee te werken, voorziet het verzochte deskundigenonderzoek niet in een dergelijke observatie van moeder en kind gezamenlijk. Ook om die reden kan zal het resultaat van het namens de moeder verzochte onderzoek niet tot een andere beslissing ten aanzien van de verzochte verlenging van de machtiging kunnen leiden.
Bij dit alles weegt verder mee dat een nader onderzoek niet in het belang is van [naam01] , en zijn belang mogelijk zelfs zal kunnen schaden. [naam01] verblijft nu in een pleeggezin waarvan ter zitting is bevestigd dat hij daar op enig moment weer weg zal moeten.
De gecertificeerde instelling heeft een besluit genomen over het opgroeiperspectief van [naam01] , waar de moeder het niet mee eens is. Dat [naam01] in onzekerheid verkeert over zijn toekomstperspectief is een ontwikkelingsbedreiging op zich, waarbij zijn nog zeer jonge leeftijd ook een rol speelt. Een nader deskundigenonderzoek, dat geruime tijd in beslag neemt en waarvan bekend is dat rekening moet worden gehouden met een maandenlange wachttijd voordat daarmee een aanvang kan worden genomen, verlengt en verergert deze onzekerheid voor [naam01] en is niet te verenigen met de voor [naam01] nog aanvaardbare termijn waarin hij in deze onzekerheid mag verkeren. Dit alles klemt te meer omdat, zoals hierboven overwogen, een nader onderzoek niet zal kunnen leiden tot een andere beslissing over de verzochte verlenging van de uithuisplaatsing tot het einde van de lopende ondertoezichtstelling.
De kinderrechter zal het verzoek tot het benoemen van een deskundige in deze procedure dan ook afwijzen.
[naam01] heeft intussen in de afgelopen periode positieve stappen gezet in het pleeggezin en ontwikkelt zich daar goed. De kinderrechter is op grond van de hiervoor besproken omstandigheden van oordeel dat het in het belang van de opvoeding en verzorging van [naam01] noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd. Het verzoek zal daarom worden toegewezen zoals verzocht.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering verleende machtiging [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 30 juli 2023 tot 30 januari 2024, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de moeder tot het gelasten van een deskundigenonderzoek.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.