ECLI:NL:RBDHA:2023:13819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
NL23.20699
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskosten in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoekster op 18 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 18 januari 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 20 juli 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Verzoekster heeft vervolgens op 24 juli 2023 aangegeven bereid te zijn het beroep in te trekken, mits verweerder de proceskosten vergoedt. Verweerder heeft hierop een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

In dit geval heeft verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster beslist en heeft deze aanvraag hangende het beroep tegen het niet-tijdig beslissen ingewilligd. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op €418,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand, en het door verzoekster betaalde griffierecht van €184 moet ook vergoed worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20699

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 18 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag van 18 januari 2023.
Bij besluit van 20 juli 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd.
Verzoekster heeft bij brief van 24 juli 2023 meegedeeld dat zij bereid is het beroep in te trekken, mits verweerder de proceskosten vergoed.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van €837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van €184 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.