ECLI:NL:RBDHA:2023:13790
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van verkrachting door onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster
Op 15 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, ondanks dat de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar werd beschouwd. De zaak draaide om de vraag of de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar stonden. De aangeefster verklaarde dat er twee seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waarbij zij tijdens de tweede handeling expliciet aangaf dat zij dit niet wilde. De verdachte daarentegen stelde dat alle handelingen vrijwillig waren.
De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster beoordeeld en geconcludeerd dat deze op bepaalde punten consistent was met andere verklaringen en bewijsstukken. Echter, de rechtbank vond onvoldoende steunbewijs in de vorm van objectieve bronnen om de verklaringen van de aangeefster te bevestigen. De letselrapportage en de verklaringen van de aangeefster's familieleden gaven niet genoeg bewijs om de geweldshandelingen te onderbouwen die volgens de aangeefster hadden plaatsgevonden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat, hoewel er mogelijk sprake was van seks tegen de wil van de aangeefster, er niet met de vereiste mate van waarschijnlijkheid kon worden vastgesteld dat de verdachte hiervan op de hoogte was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij, de aangeefster, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had.