ECLI:NL:RBDHA:2023:13781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL23.22486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Palestijnse eiser uit Jordanië met inreisverbod en voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Palestijnse man uit Jordanië, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 23 januari 2023 als ongegrond werd verklaard. Hij stelde dat hij in Jordanië werd gediscrimineerd en bedreigd door twee mannen, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer in Jordanië te vrezen had voor ernstige schade. Eiser diende op 20 juli 2023 een opvolgende asielaanvraag in, waarin hij stelde dat zijn ouders nu ook bedreigd werden door dezelfde mannen. De staatssecretaris wees deze aanvraag af als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank het niet geloofwaardig vond dat de afpersers het nieuwe adres van eisers ouders hadden kunnen achterhalen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de vrees van eiser niet geloofwaardig is en dat het inreisverbod terecht is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22486 (beroep) en NL23.22487 (verzoek)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker (hierna: eiser),

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf het moment dat eiser Nederland heeft verlaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de heer M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging vooraf aan deze zaak?
2. Eiser is geboren in Jordanië op [geboortedag] 1996 en is van Palestijnse afkomst. Hij stelt staatloos te zijn. Hij heeft op 26 februari 2022 een eerste asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Jordanië werd gediscrimineerd vanwege zijn etniciteit en hij in Jordanië niet de gelijke rechten had als Jordaanse staatsburgers. Verder stelt hij dat hij in Jordanië werd lastiggevallen, afgeperst en bedreigd door twee mannen ([naam 1] en [naam 2]). Voor deze problemen kon hij niet de hulp en bescherming krijgen van de Jordaanse autoriteiten.
2.1.
Verweerder heeft deze asielaanvraag van eiser met het besluit van 23 januari 2023 afgewezen als ongegrond. [1] Hoewel verweerder het asielrelaas van eiser geloofwaardig vindt, is dit geen reden om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen. Verweerder vindt dat eiser het niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor ernstige schade door de mannen die hem hebben lastiggevallen, afgeperst en bedreigd. Eiser kan zich daarnaast bij voorkomende problemen wenden tot de (hogere) autoriteiten van Jordanië of de daartoe aangewezen instanties. Ook heeft eiser volgens verweerder het niet aannemelijk gemaakt dat de door hem ondervonden discriminatie in Jordanië is aan te merken als een daad van vervolging. Niet gebleken is dat de discriminatie een zodanige beperking van eisers bestaansmogelijkheden opleverde dat het voor hem onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
2.2.
Eisers beroep tegen dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, bij uitspraak van 21 februari 2023 ongegrond verklaard. Het besluit staat in rechte vast, omdat eiser geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft op 20 juli 2023 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de personen die hem hebben bedreigd nu zijn ouders hebben bedreigd en het huis van zijn ouders in brand hebben gestoken. Daarnaast vreest eiser bij terugkeer door de Jordaanse autoriteiten te worden ondervraagd vanwege zijn lange afwezigheid en is zijn Jordaans reisdocument ingetrokken.
4. Verweerder heeft eisers opvolgende asielaanvraag met het bestreden besluit afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eisers ouders vanwege zijn problemen zijn afgeperst en dat hun huis daarom in brand is gestoken. Ook vindt verweerder het niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft met de Jordaanse autoriteiten omdat hij lange tijd afwezig is geweest en zijn reisdocument is ingetrokken.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser stelt dat hij wel degelijk een reële vrees heeft voor de afpersers. Hij wijst op dat verweerder het geloofwaardig vindt dat hij is afgeperst. Daar komt bij dat zijn vader door deze personen thuis is opgezocht en hem is aangezegd dat hij de betalingsverplichtingen van eiser moest overnemen. In het geval hij dit niet zou doen, dan zou er vergelding volgen door brandstichting van de woning. Vanwege de ramadan is deze bedreiging niet al te serieus genomen. De ramadan maakt ook dat het aannemelijk is dat de brand opzettelijk is aangestoken. Op het tijdstip van de brand werd namelijk niet gekookt vanwege de ramadan. Verweerder werpt eiser verder ten onrechte tegen dat hij niet kan uitleggen hoe de daders achter het nieuwe adres van zijn ouders zijn gekomen en dat op het beeldmateriaal de daders niet zijn te zien. Dit is ook niet bevreemdend, want hij was hier niet bij en verweerder stelt hiermee te hoge eisen aan zijn verklaringen. Van belang is dat de brand is aangekondigd. Tot slot heeft verweerder eiser ten onrechte een inreisverbod opgelegd. Dit is een te zwaar middel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Afpersing ouders en brandstichting
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd heeft waarom het niet geloofwaardig is dat eisers ouders een jaar nadat eiser is afgeperst en gevlucht problemen met dezelfde daders hebben gekregen. In dit kader vindt verweerder het niet ten onrechte bevreemdend dat de afpersers achter het nieuwe adres van eisers ouders zijn gekomen. Zijn ouders zijn namelijk verhuisd naar een locatie 150 kilometer verderop en zij hebben aan niemand hun nieuwe adres verteld, wat maakt dat verweerder in redelijkheid stelt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de afpersers achter het nieuwe adres zijn gekomen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit afbreuk doet aan eisers verklaringen dat deze personen zijn ouders hebben gevonden en bedreigd. Voor zover goede buren en de overheid op de hoogte waren van het adres, valt niet in te zien waarom eiser dit niet heeft verklaard tijdens het gehoor. Ook valt niet in te zien waarom buren of de overheid deze informatie aan de afpersers zouden verstrekken.
Daar komt bij dat eisers ouders geen aangifte bij de autoriteiten hebben gedaan van de bedreiging. Verweerder heeft dit in redelijkheid bevreemdend kunnen vinden zodat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Hun zoon stelt immers gevaar te lopen door deze afpersers en is daarom het land ontvlucht. Het feit dat het ramadan was, maakt niet dat zijn ouders deze bedreiging minder serieus konden nemen. De ramadan is namelijk tijdelijk en sluit, in tegenstelling tot eisers betoog, niet uit dat een bedreiging daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De verklaring van eiser ter zitting dat er wel aangifte is gedaan van deze bedreiging en afpersing doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid omdat dit tegenstrijdig is met zijn verklaringen tijdens het gehoor. Ook heeft eiser nagelaten deze aangifte of de gestelde aangifte van de brandstichting te onderbouwen met stukken. Tot slot stelt verweerder in redelijkheid dat het door eiser overgelegde beeldmateriaal niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de brandstichting door de afpersers. Naast dat de daders niet te zien zijn (of te horen), onderbouwt het materiaal ook niet de oorzaak of tijdstip van de brand. Eisers betoog dat omdat het ramadan was het wel brandstichting moet zijn geweest, volgt de rechtbank ook niet. Andere oorzaken dan brandstichting zijn daarmee niet uitgesloten, zoals (slecht onderhouden) elektra of een defect apparaat. Bovendien blijkt niet uit de beelden dat het gaat om het huis van eisers ouders en is dit ook niet door eiser met andere stukken aannemelijk gemaakt. Dit maakt dat verweerder niet ten onrechte stelt dat het slechts een vermoeden van eiser is dat het om brandstichting gaat en dat zijn afpersers de daders zijn.
Inreisverbod
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht eiser een inreisverbod heeft opgelegd. Verweerder heeft eisers asielaanvraag op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit maakt dat verweerder eiser heeft kunnen opdragen Nederland onmiddellijk te verlaten, wat grond biedt om eiser een inreisverbod op te leggen. [3] Eiser heeft geen humanitaire of andere redenen aangedragen om af te zien van het inreisverbod, [4] behalve dan dat het inreisverbod te zwaar is. Verweerder heeft dit onvoldoende kunnen vinden om eiser geen inreisverbod op te leggen, omdat eiser aan een eerder opgelegd terugkeerbesluit geen gehoor heeft gegeven.

Conclusie en gevolgen

8. Omdat geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft op goede gronden eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen
één weekna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
2.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, en artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Zie artikel 45, eerste lid, artikel 62, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
4.Zie artikel 66a, achtste lid, van de Vw 2000.