ECLI:NL:RBDHA:2023:13777

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL23.22236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1982, heeft op 24 juli 2023 een aanvraag ingediend, waarin hij stelt problemen te hebben met de politieke partij Ennahda en de arbeidersunie vanwege zijn weigering hen financieel te steunen. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met de motivatie dat de eiser niet geloofwaardig heeft gemaakt dat hij problemen heeft gehad met deze partijen en dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.

De rechtbank heeft op 22 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding was voor de staatssecretaris om een nieuw of aanvullend voornemen uit te brengen, aangezien de situatie in Tunesië op het moment van de afwijzing al bekend was. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder de uitzonderingsgroep valt van personen die te maken hebben met een strafrechtelijke vervolging waarbij het systeem van rechtsmiddelen geen bescherming biedt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.22236 (beroep) en NL23.22237 (verzoek)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker] , eiser/verzoeker (hierna: eiser),

v-nummer: [eiser/verzoeker]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf het moment dat eiser Nederland heeft verlaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en verzoek op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. [naam] als waarnemer van eisers gemachtigde, de heer Y. E-Rramdani als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1982 en de Tunesische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 24 juli 2023 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds 2011 problemen heeft met de politieke partij Ennahda en de arbeidersunie, omdat hij weigerde hen (financieel) te steunen bij hun campagnes. Eiser stelt dat zij daarom meerdere civiele en strafrechtelijke rechtszaken – onder meer vanwege het gebruik van ongedekte cheques, oplichting en het benadelen van een ambtenaar in functie – tegen hem hebben aangespannen en hij om die reden in de gevangenis heeft gezeten.
3. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar niet dat hij problemen heeft gehad met Ennahda en de arbeidersunie. Dit betekent volgens verweerder dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst, heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen doordat verweerder heeft nagelaten een nieuw of aanvullend voornemen uit te brengen. Dit lag wel op verweerders weg omdat verweerder in het voornemen het oude beleid heeft toegepast waarin personen uit Tunesië die te maken hebben met een strafrechtelijke vervolging nog niet zijn uitgezonderd, terwijl dat sinds 8 juni 2023 wel het geval is. Eiser stelt tot deze uitzonderingsgroep te behoren, wat blijkt uit de door hem overgelegde documenten. Deze uitzonderingsgroep is toegevoegd, omdat er in Tunesië sprake is van een achteruitgang van de onafhankelijkheid van de rechtspraak, de mensenrechten- en veiligheidssituatie. In eisers situatie blijkt dit uit het feit dat hij geen advocaat had tijdens zijn procedures en hij geconfronteerd is met lange gevangenisstraffen. Nu in eisers geval Tunesië geen veilig land van herkomst is, had verweerder zijn aanvraag moeten behandelen in spoor 4 en niet in spoor 2. Ook heeft verweerder nagelaten openbare (landen)informatie bij de beoordeling te betrekken en voldoet verweerder niet aan de samenwerkingsplicht. De veelheid aan documenten bieden aanknopingspunt voor nader onderzoek. [2] Daarbij heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat hij enkel recht op stukken heeft als hij in de gevangenis zit en het dus feitelijk onmogelijk voor hem is om meer stukken te overleggen. Verweerder verwacht ten onrechte van eiser dat hij zijn onschuld bewijst. Hij is niet zomaar vrijgelaten, maar omdat hij bereid was om zijn problemen met zijn schuldeisers op te lossen. Hij heeft hierover dus geen tegenstrijdige verklaringen afgelegd en doet dus geen afbreuk aan zijn asielrelaas
.Tot slot heeft eiser in beroep vonnissen overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat hij is veroordeeld tot in totaal 170 jaar gevangenisstraf.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Voornemen
5. De rechtbank is van oordeel dat er voor verweerder geen aanleiding bestond om een aanvullend of nieuw voornemen uit te brengen. Verweerder brengt een nieuw of aanvullend voornemen uit wanneer feiten en omstandigheden bekend worden na het uitreiken of toezenden van het voornemen of al bekend waren, maar naar aanleiding van de zienswijze anders worden beoordeeld of gewogen en die voor het te nemen besluit van aanmerkelijk belang kunnen zijn én verweerder voornemens blijft de aanvraag af te wijzen. [3] Dat verweerder in het geval van Tunesië met ingang van 8 juni 2023 personen die te maken hebben met strafrechtelijke vervolging en waarbij het systeem van rechtsmiddelen onvoldoende waarborgen heeft geboden heeft aangewezen als uitzonderingsgroep op de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst, is geen feit of omstandigheid van aanmerkelijk belang. Op het moment van het uitbrengen van het voornemen op 28 juli 2023 was dit al geldend beleid. Dit maakt dat het geen nieuw feit of omstandigheid is of dat er sprake is van een andere beoordeling naar aanleiding van eisers zienswijze die van invloed is op de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers relaas.
Sporenbeleid
6. Er bestond voor verweerder ook geen aanleiding om eisers asielaanvraag te behandelen in spoor 4 in plaats van spoor 2. Uit het sporenbeleid volgt dat een asielaanvraag van een vreemdeling uit een veilig land van herkomst die stelt te behoren tot een uitzonderingsgroep in eerste instantie wordt opgenomen in spoor 2. Pas na het gehoor wordt beoordeeld of geloofwaardig is dat iemand tot die categorie behoort en of de zaak moet worden behandeld in spoor 4. [4] De rechtbank stelt vast dat verweerder het niet geloofwaardig vindt dat eiser door zijn problemen strafrechtelijk is vervolgd en daarbij zijn rechten en vrijheden niet zijn gewaarborgd. Na het gehoor waren er in eisers geval geen signalen op grond waarvan verweerder twijfels had moeten hebben hierover en die twijfel in het voordeel van eiser had moeten uitleggen. Zo blijkt uit het gehoor dat eiser voorwaardelijk is vrijgelaten en waren er op dat moment geen vonnissen of een tenlastelegging die zijn strafrechtelijke vervolging inzichtelijk maakte. Verweerder heeft gelet op deze omstandigheden in overeenstemming met zijn beleid eisers asielaanvraag in spoor 2 behandeld.
Problemen met Ennahda en de arbeidersunie
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het niet geloofwaardig is dat eiser problemen heeft met Ennahda en de arbeidersunie. Zo heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat deze partijen achter de rechterlijke procedures zitten. Hoewel eiser diverse documenten [5] heeft overgelegd die zien op meerdere rechterlijke procedures, blijken uit deze stukken niet wie de beschuldigende partij is en waarvan hij precies wordt beschuldigd. De in beroep overgelegde extracten van Tunesische vonnissen brengen hier geen verandering in. Ook met zijn verklaringen heeft eiser dit niet aannemelijk gemaakt. Zo blijft onduidelijk waarom eiser niet aan meer documenten heeft kunnen komen, eventueel moet de hulp van een advocaat. De verklaring dat hij hiervoor in de gevangenis moet zitten, vindt de rechtbank onvoldoende omdat hij in beroep alsnog nieuwe documenten heeft overgelegd. Ook stelt verweerder in redelijkheid dat het onduidelijk blijft waarom Ennahda en de arbeidersunie zoveel moeite zouden doen door een groot aantal rechtszaken te fabriceren door eiser vals te beschuldigen voor een relatief beperkt resultaat. Volgens eisers eigen verklaringen was de gevraagde (financiële) steun namelijk beperkt tot zijn (kleine) dorp. Aan eisers stelling op zitting dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om algemene (landen)informatie over de positie en rol van Ennahda in Tunesië bij deze beoordeling te betrekken gaat de rechtbank voorbij. Naast dat eiser niet heeft geconcretiseerd welke relevante informatie niet is betrokken, laat dit onverlet dat eiser op essentiële elementen in dit deel van zijn asielrelaas geen bevredigde verklaringen heeft verstrekt voor het ontbreken van informatie.
Dat eiser acht maanden in de gevangenis heeft gezeten, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven brengen. Verweerder heeft in dit kader niet ten onrechte doorslaggevende waarde toegekend aan eisers verklaringen dat hij voor 3 of 4 zaken terecht is veroordeeld en eiser niet met documenten of zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt waarvoor hij precies in de gevangenis heeft gezeten en of dit wel of niet terecht was. Daar komt bij dat eiser na acht maanden is vrijgelaten, terwijl hij heeft verklaard dat hij op dat moment tot 70 jaar gevangenisstraf was veroordeeld. Over de reden waarom hij voorwaardelijk is vrijgelaten heeft eiser wisselend verklaard. Zo heeft hij verklaard vrijgelaten te zijn voor een behandeling aan zijn oog om later te verklaren dat hij ook is vrijgelaten omdat hij bereid was om de mensen terug te betalen. Het lag op eisers weg om hierover gelijk te verklaren. Tot slot heeft verweerder in dit kader mee kunnen wegen dat eiser na zijn vrijlating en voor zijn vertrek vijf maanden zonder problemen in Tunesië heeft verbleven. Ook zijn familie heeft sinds zijn vertrek tot op heden geen problemen ondervonden.
8. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft voldaan aan zijn samenwerkingsplicht. Onderzoek naar de echtheid van de door eiser overgelegde stukken is niet mogelijk, omdat eiser enkel kopieën heeft overgelegd. Daar komt bij dat eiser tijdens zijn gehoor afdoende door verweerder in de gelegenheid is gesteld om zijn asielrelaas te onderbouwen en verweerder op diverse punten bij eiser heeft doorgevraagd om hem in staat te stellen zijn relaas helder naar voren te brengen. Gelet hierop heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat er door eiser geen bevredigde verklaringen zijn gegeven op de elementen die ontbreken zoals hierboven is overwogen. [6]
Veilig land van herkomst
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in eisers geval Tunesië als veilig land van herkomst heeft kunnen aanmerken en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een uitzonderingsgroep valt.
9.1.
Eisers betoog ter zitting dat niet uitgegaan kan worden van de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst omdat verweerder het rapport van de US Department of State ‘
Country reports on Human Rights Practices 2022 – Tunisia’ niet heeft betrokken bij de aanwijzing treft geen doel. Uit dit rapport zou volgens eiser volgen dat de gevangenissen in Tunesië niet voldoen aan de internationale norm. De rechtbank stelt vast dat uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat deze omstandigheden wel degelijk zijn betrokken, namelijk bij de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst in 2016. De hoogste bestuursrechter heeft namelijk overwogen dat uit onder meer een rapport van 2016 van de US Department of State blijkt dat de situatie in detentiecentra en gevangenissen in Tunesië onder de internationale norm ligt, vooral door overbevolking en slechte infrastructuur. Desondanks leidt dit – en andere omstandigheden – niet tot de conclusie dat Tunesië in het algemeen niet veilig is. [7]
9.2.
Sinds 2016 is de situatie in Tunesië in die zin veranderd dat het land niet veilig is voor personen die met een strafrechtelijke vervolging te maken hebben én aannemelijk maken dat het systeem van rechtsmiddelen geen bescherming biedt tegen onmenselijke behandeling en vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Uit het voornemen en bestreden besluit valt echter af te leiden dat verweerder stelt dat eiser niet valt onder deze uitzonderingsgroep. Vereist is dat eiser concreet aannemelijk maakt dat de rechtsmiddelen in zijn individuele geval niet de wettelijke waarborgen bieden tegen schendingen van rechten en vrijheden. Dat eiser een strafbaar feit heeft gepleegd of daarvan wordt verdacht, is onvoldoende. [8] Gelet op het bovenstaande stelt verweerder deugdelijk gemotiveerd in het voornemen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onterecht is beschuldig van strafbare feiten en, voor zover er (nog) strafzaken tegen hem lopen, niet is gebleken dat dit niet gaat om commune delicten. Verweerder stelt ook terecht dat niet gebleken is dat eiser geen eerlijk proces heeft gehad. In dit kader vindt verweerder het relevant dat eiser stelt dat meerdere veroordelingen definitief zijn, maar hij tot op heden van geen van deze zaken een dossier heeft overgelegd. Hiermee heeft hij niet inzichtelijk gemaakt dat deze processen oneerlijk zijn verlopen. Dit heeft hij ook niet gedaan met zijn verklaringen. Zo heeft hij verklaard dat hij hoger beroep heeft ingesteld, hij contact heeft kunnen hebben met een belangenorganisatie en hij uiteindelijk eerder is vrijgelaten. Deze verklaringen wijzen er niet op dat eiser een oneerlijk proces heeft gehad. De enkele stelling dat hij niet is bijgestaan door een advocaat, maakt dit niet anders. Het lag op eisers weg om aannemelijk te maken dat hij niet de hulp heeft gehad van een advocaat of rechtsbijstandverlener. Deze omstandigheden maken ook dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen eerlijk proces zal krijgen voor de eventuele strafrechtelijke vervolgingen voor de nog twee openstaande zaken bij terugkeer.

Conclusie en gevolgen

10. Omdat geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft op goede gronden eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond.
11. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen één weekna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie artikel 4, eerste en derde lid, van de Kwalificatierichtlijn.
3.Zie artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Zie Werkinstructie 2021/14 Spoor 2, paragraaf 3.1 en 3.4.
5.Onder meer een document met een aantal zaken geregistreerd bij de rechtbank, oproepingen voor zittingen op 23 en 24 april 2019 en een ontslagbrief van de gevangenis.
6.Zie artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder b van de Kwalificatierichtlijn.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2781, r.o. 4, 6.3 en 6.4).
8.Zie de brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023 over de herbeoordeling veilige landen van herkomst – Georgië, Marokko en Tunesië.