ECLI:NL:RBDHA:2023:13759
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van eiser in het kader van de Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 2 maart 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Oostenrijk de aanvraag zal behandelen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Oostenrijk, dat niet tijdig heeft gereageerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Oostenrijk vaststaat. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag vertrouwen, verwijzend naar problemen in de Oostenrijkse asielprocedure zoals vermeld in het AIDA-rapport van 2022.
De rechtbank concludeert echter dat eiser niet heeft aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in de Oostenrijkse asielprocedure die een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat indien eiser in Oostenrijk problemen ondervindt, hij zich kan wenden tot de bevoegde autoriteiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en dat eiser kan worden overgedragen aan Oostenrijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.