In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 20 april 2023 te horen gekregen dat hem de toegang tot Nederland was geweigerd en dat hij in grensdetentie werd gehouden op basis van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft gevraagd. De rechtbank heeft de zaak op 9 mei 2023 behandeld, maar de behandeling werd aangehouden omdat de benodigde stukken voor het hoger beroep nog niet waren aangeleverd door de rechtbank aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Drie weken later waren deze stukken nog steeds niet ontvangen, wat volgens de rechtbank niet voor rekening van eiser kon komen.
De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, omdat de overheid niet tijdig had gezorgd voor de aanlevering van het procesdossier. De rechtbank benadrukte dat grensdetentie zo kort mogelijk moet duren en dat de vertraging in de behandeling van het hoger beroep niet aan eiser kon worden toegerekend. De rechtbank heeft daarom de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen met ingang van 16 mei 2023 en heeft eiser een schadevergoeding van € 200,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, rechter, en is bekendgemaakt op 16 mei 2023.