In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, die eerder strafrechtelijk gedetineerd was, had een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft deze maatregel op 31 augustus 2023 opgeheven, maar eiser heeft beroep aangetekend, wat tevens als verzoek om schadevergoeding wordt beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de staatssecretaris niet tijdig een belangenafweging heeft gemaakt. Eiser was direct na zijn strafrechtelijke detentie opnieuw in vreemdelingenbewaring gesteld, zonder dat er voldoende inspanningen waren geleverd om te beoordelen of deze maatregel noodzakelijk was. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan, wat leidt tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de dagen dat hij onterecht in detentie heeft gezeten.
De rechtbank kent eiser een schadevergoeding toe van € 300 voor de onrechtmatige detentie en een proceskostenvergoeding van € 837 aan de gemachtigde van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de staatssecretaris in vreemdelingenzaken, vooral wanneer het gaat om de vrijheid van individuen die recentelijk strafrechtelijk zijn gedetineerd.