ECLI:NL:RBDHA:2023:13753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL23.24366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Palanciyan, heeft het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aangevochten, waarin hem werd meegedeeld dat hij het grondgebied van de EU, de EER en Zwitserland onmiddellijk moest verlaten. Dit besluit was genomen op basis van het risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zou onttrekken. Daarnaast werd er een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

De rechtbank heeft op 5 september 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de staatssecretaris gerechtigd was om het terugkeerbesluit en het inreisverbod op te leggen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het terugkeerbesluit. De staatssecretaris had het recht om een terugkeerbesluit op te leggen en kon ook een inreisverbod opleggen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Eiser heeft betoogd dat de staatssecretaris onvoldoende redenen had om het inreisverbod op te leggen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gehandeld. De rechtbank wijst erop dat er geen onduidelijkheid bestaat over de lopende procedures van eiser, en dat de staatssecretaris geen bijzondere omstandigheden heeft hoeven aanvoeren om de duur van het inreisverbod te verkorten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24366

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 19 augustus 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser heeft meegedeeld dat hij het grondgebied van de EU, de EER en Zwitserland onmiddellijk moet verlaten, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Deze mededeling geldt als terugkeerbesluit. [1] De staatssecretaris heeft in datzelfde besluit aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit of een inreisverbod mocht opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris mocht aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod opleggen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit opleggen?
4. Eiser heeft geen gronden gericht tegen het terugkeerbesluit. Het is daarom tussen partijen niet in geschil dat de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit mocht opleggen en dat de staatssecretaris in dat terugkeerbesluit een vertrektermijn mocht onthouden, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken.
Mocht de staatssecretaris aan eiser een inreisverbod opleggen?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris hem geen inreisverbod mocht opleggen, omdat de aanleiding daartoe onvoldoende uit het dossier blijkt. Uit het dossier volgt slechts dat eiser is overgenomen uit het strafrecht, maar dat is volgens hem geen reden om een inreisverbod op te leggen. Voor het overige blijkt uit het dossier niet waarom eiser na de ophouding is heengezonden en niet in bewaring is geplaatst, omdat het verslag van het gehoor ontbreekt. Volgens eiser valt daarom niet na te gaan of hij een asielaanvraag had lopen in andere EU-lidstaten, of hij in Nederland een asielprocedure had doorlopen of dat hij mogelijk al een inreisverbod opgelegd had gekregen. In al die gevallen hoeft de staatssecretaris immers geen inreisverbod op te leggen. Verder betoogt eiser dat de staatssecretaris de duur van het inreisverbod had moeten verkorten. Eiser wijst erop dat hij een gering strafblad heeft en de Nederlandse maatschappij op geen enkele wijze last bezorgt. Hij wil zijn toekomst in Europa opbouwen.
5.1.
Als de staatssecretaris een terugkeerbesluit oplegt waarin hij de vreemdeling een vertrektermijn onthoudt, dan is de staatssecretaris gehouden om ook een inreisverbod op te leggen. [2] De staatssecretaris kan daar om humanitaire of andere redenen van afzien. [3] Een inreisverbod wordt in beginsel opgelegd voor de duur van twee jaar. [4] De staatssecretaris verkort deze duur als de vreemdeling bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd en onderbouwd. [5]
5.2.
Het betoog van eiser slaagt niet. De staatssecretaris heeft er op de zitting terecht op gewezen dat zich een verslag van het gehoor van 20 augustus 2023 in het dossier bevindt, zodat – anders dan eiser stelt – geen onduidelijkheid bestaat over lopende procedures van eiser. De staatssecretaris had in zoverre dan ook geen aanleiding hoeven zien om van het opleggen van het inreisverbod af te zien. Verder stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat de duur van het inreisverbod had moeten worden verkort. Het enkele feit dat eiser een bestaan in Europa wil opbouwen, mocht de staatssecretaris onvoldoende achten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 62a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Dat staat in artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
3.Dat staat in artikel 66a, achtste lid, van de Vw 2000.
4.Dat blijkt uit artikel 6.5a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Dat volgt uit paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.