ECLI:NL:RBDHA:2023:13743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL22.4802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep wegens niet tijdig beslissen op asielaanvraag en beroep tegen verleende asielstatus

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag van 26 augustus 2021. Eiser had op 21 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, nadat de wettelijke beslistermijn op 26 februari 2022 was verstreken. Eiser had verweerder op 7 maart 2022 in gebreke gesteld, maar het beroep werd prematuur ingediend omdat verweerder nog binnen de termijn van twee weken na de ingebrekestelling kon beslissen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep wegens niet tijdig beslissen kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een dwangsom. Daarnaast behandelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inwilligende asielbeschikking van 24 mei 2022, waarbij eiser stelt dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning foutief is vastgesteld op 26 augustus 2021. De rechtbank concludeert dat de ingangsdatum terecht is vastgesteld, aangezien de huidige asielprocedure is begonnen met de aanvraag op 26 augustus 2021 en de eerdere asielprocedure op 6 mei 2021 is beëindigd.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inwilligende besluit ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen door verweerder op de asielaanvraag van eiser van 26 augustus 2021. Ook oordeelt de rechtbank in deze uitspraak over het beroep van eiser tegen zijn inwilligende asielbeschikking van 24 mei 2022.
1.1
Op 21 maart 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn asielaanvraag [1] van 26 augustus 2021.
1.2
Verweerder heeft op 10 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
1.3
Bij besluit van 24 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd en aan hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend.
1.4
Op 31 mei 2022 heeft eiser gereageerd op het inwilligende besluit en het beroep onder aanvulling van gronden gehandhaafd.
1.5
Verweerder heeft op deze aanvullende beroepsgronden niet gereageerd.

Overwegingen

2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak op grond van de wet [2] niet nodig is.
Het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag kan de daarbij betrokken belanghebbende daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep wegens niet tijdig beslissen instellen. [3]
4. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn op 26 februari 2022 is verstreken en dat eiser bij brief van 7 maart 2022, ontvangen door verweerder op 8 maart 2022, heeft medegedeeld dat verweerder in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Eiser heeft vervolgens op 21 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder voor het einde van de termijn van twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld. Op 21 maart 2022 liep de termijn van twee weken na ingebrekestelling namelijk nog en kon verweerder nog beslissen op de aanvraag. Dat betekent dat het beroep wegens niet tijdig beslissen prematuur is ingediend.
6. Het beroep van eiser voor zover dit gericht is op het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 26 augustus 2021 is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor het toekennen van een dwangsom is dan ook geen plaats.
Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit
7. Vanwege proceseconomische redenen zal de rechtbank hieronder nog ingaan op de gronden gericht tegen het alsnog genomen besluit van 24 mei 2022.
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel foutief vastgesteld is op 26 augustus 2021. Eiser heeft namelijk op 4 december 2020 al een eerdere asielaanvraag ingediend.
9. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9.1
Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 wordt ingewilligd, wordt deze verblijfsvergunning - op grond van artikel 44, tweede lid, van de Vw - verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
9.2
De rechtbank stelt vast dat de eerste asielprocedure van eiser met de uitspraak [4] van 6 mei 2021 is beëindigd, nu daartegen kennelijk geen verzet is ingediend. Daarmee staat de afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiser in rechte vast. De huidige asielprocedure is aangevangen met de ontvangst van eisers asielaanvraag op 26 augustus 2021
.Deze aanvraag is op 24 mei 2022 ingewilligd. Gelet op artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 44, tweede lid, van de Vw 2000 heeft verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiser dan ook terecht vastgesteld op 26 augustus 2021.
9.3
Het beroep voor zover het gericht is tegen het alsnog genomen besluit is gelet op het bovenstaande kennelijk ongegrond.

Conclusies en gevolgen

10. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk, voor zover dit zich richt tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor een toekenning van een dwangsom.
11. Voor zover het beroep zich richt tegen het alsnog genomen inwilligende besluit, verklaart de rechtbank deze ongegrond. Dit betekent dat verweerder de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel op goede gronden heeft vastgesteld op 26 augustus 2021.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover het gericht is tegen het inwilligende besluit van 24 mei 2022 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 8:54 van de Awb.
3.Zie de artikelen 6:2, aanhef en onder b, van de Awb en 6:12, eerste en tweede lid, van de Awb.
4.Zie de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 6 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:4783.