ECLI:NL:RBDHA:2023:13725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/09/652253 / JE RK 23-1664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam01], die is opgegroeid in een onveilige en instabiele omgeving met fysiek geweld en een complexe gezinsgeschiedenis. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam01] kwetsbaar is en moeite heeft met het uiten van emoties, wat leidt tot zorgelijk gedrag. De moeder van [naam01] is belast met het ouderlijk gezag, maar lijkt overbelast en niet in staat om adequaat op de behoeften van [naam01] in te spelen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat zowel [naam01] als de moeder hulp nodig hebben en dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van [naam01] te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de nadruk op de noodzaak van een veilige omgeving voor [naam01] om aan haar problemen te werken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/652253 / JE RK 23-1664
Datum uitspraak: 29 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
's-Gravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 14 augustus 2023;
- het aangepaste verzoekschrift van de Raad van 15 augustus 2023;
  • het aangepaste verzoekschrift en het rapport van de Raad van 24 augustus 2023;
  • het aangepaste verzoekschrift van de Raad van 24 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting in raadkamer met [naam01] een gesprek gevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is erkend door [naam03] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
2.3.
[naam01] verblijft feitelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [A] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 juni 2023 [naam01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 september 2023 en heeft voor dezelfde duur een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad motiveert het verzoek als volgt. Er is sprake van een ernstige bedreigde ontwikkeling van [naam01] . [naam01] is opgegroeid in een omgeving met fysiek geweld en een complexe gezinsgeschiedenis waardoor haar opvoedomgeving onveilig en instabiel is. Zij heeft door de jaren heen veel verschillende opvoeders en hulpverleners gehad en heeft op diverse locaties gewoond. [naam01] is kwetsbaar en beschadigd geraakt. Zij vindt het lastig om haar emoties te uiten en heeft weinig grip op haar gevoelens en gedrag. Verder laat zij zorgelijk seksueel gedrag zien en zijn er zorgen over probleemgedrag dat zij ontwikkelt. Bovendien heeft de Raad zorgen over de dynamiek tussen de moeder en [naam01] . [naam01] onttrekt zich aan het gezag en laat zich niet aansturen of begrenzen door de moeder. Er vinden regelmatig ruzies en escalaties plaats tussen [naam01] en de moeder. [naam01] heeft behoefte aan een beschikbare ouder die op een adequate manier op haar reageert. De moeder lijkt onmachtig en overbelast om goed bij [naam01] aan te sluiten. [naam01] praat enkel positief over de moeder en geeft zichzelf de schuld van het feit dat zij niet meer thuis woont. Als het om de ruzies met de moeder gaat, legt zij ook de volledige schuld bij zichzelf. De Raad vindt het zorgelijk dat [naam01] zichzelf structureel de schuld geeft van de complexe situatie en dat de moeder niet inziet dat de gedragsproblemen voornamelijk voort lijken te komen uit de opvoedingsomgeving. Het is belangrijk dat de moeder openstaat voor de hulpverlening om een stabiele opvoedplek te creëren. Ook is van belang dat zij traumabehandeling ondergaat. Voor [naam01] is het namelijk van belang dat zij in een veilige omgeving kan werken aan haar problemen. Zij heeft haar moeder als emotioneel beschikbare ouder nodig. Gelet op bovenstaande meent de Raad dat een ondertoezichtstelling van een jaar passend is. De Raad verzoek daarnaast een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden, omdat er forse zorgen zijn en de moeder en [naam01] in deze periode beiden tot rust moeten komen. Zij kunnen niet op deze manier verder. Daarnaast is het van belang dat in de komende maanden wordt gekeken welke vorm van behandeling [naam01] nodig heeft. De Raad merkt tijdens de zitting op dat [naam01] het goed doet in een groepsomgeving waar duidelijke regels gelden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert geen verweer tegen het verzochte. Ter zitting geeft de moeder aan dat zij tevreden is met de plek waar [naam01] nu verblijft. De moeder benoemt dat [naam01] moeite heeft met het beheersen van haar emoties en gevoelig is voor invloeden van buitenaf. De moeder is van mening dat [naam01] bij Horizon de juiste behandeling en hulp ontvangt. De moeder heeft echter twijfels over het volgen van een individuele behandeling voor zichzelf en over de hulp die zij kan krijgen om de opvoedsituatie thuis te verbeteren. Zij meent dat haar reacties voornamelijk voortkomen uit het gedrag van [naam01] .
4.2.
De gecertificeerde instelling geeft desgevraagd ter zitting aan het eens te zijn met het verzoek van de Raad. Het is van belang dat de moeder rust krijgt. Dit betekent niet dat de moeder geen goede opvoeder is. Verder geeft de gecertificeerde instelling aan dat het belangrijk is dat er gekeken wordt naar het patroon tussen [naam01] en de moeder.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn flinke zorgen over de ontwikkeling van [naam01] . Er is sprake van een onveilige en instabiele opvoedomgeving waarbij [naam01] meerdere opvoeders heeft gehad en er veel verschillende hulpverleners bij haar betrokken zijn geweest. Hierdoor is [naam01] beschadigd geraakt en vertoont zij zorgelijk gedrag. De kinderrechter deelt deze zorgen. Zij ziet dat de moeder betrokken is en het beste met [naam01] voor heeft. De moeder en [naam01] zijn echter in een patroon terecht gekomen waar zij niet samen uitkomen. [naam01] onttrekt zich aan het gezag van de moeder en laat zich niet aansturen of begrenzen door de moeder. In de thuissituatie komen geregeld ruzies en escalaties voor. De moeder lijkt overbelast en niet goed aan te sluiten op het gedrag dat [naam01] vertoont. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat [naam01] zichzelf de schuld geeft van het feit dat zij niet thuis kan wonen. De moeder ziet niet in dat zij zelf ook gedrag bij [naam01] triggert. Het is een wisselwerking. Op dit moment is de schuldvraag echter niet relevant. Het gaat erom dat zowel [naam01] als de moeder hulp krijgen. Het is voor [naam01] van belang dat er gekeken wordt welke behandeling zij nodig heeft en dat zij in een veilige omgeving kan werken aan haar ontwikkeling. Het is daarom noodzakelijk dat de moeder openstaat voor hulp, zodat zij leert aansluiten op de behoeften van [naam01] . De vrijwillige hulp die tot op heden is ingezet, heeft onvoldoende tot verbetering van de situatie geleid of is niet van de grond gekomen. Gelet op de forse zorgen die er zijn en de tijd die nodig is om de zorgen weg te nemen, acht de kinderrechter de voor de ondertoezichtstelling verzochte duur van een jaar passend en geboden.
5.3.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat aan de gronden voor een machtiging uithuisplaatsing is voldaan. Uit de stukken blijkt dat er sprake is van een problematische opvoedsituatie bij de moeder en een complexe gezinsdynamiek, waardoor [naam01] al op heel veel plekken heeft gewoond. Ook dat is op zichzelf al ronduit zorgelijk. [naam01] hoort bij haar moeder. De situatie is op dit moment echter zodanig dat er eerst rust zal moeten komen in de schadelijke dynamiek die tussen beiden is ontstaan. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat [naam01] en de moeder beiden de hulp krijgen die zij nodig hebben en tot rust kunnen komen. Om de thuissituatie te stabiliseren en de veiligheid van [naam01] te waarborgen, acht de kinderrechter een uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden noodzakelijk.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 29 augustus 2023 tot 29 augustus 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 29 augustus 2023 tot 29 mei 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Boogaarts als griffier, en op schrift gesteld op 7 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.