ECLI:NL:RBDHA:2023:13704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
09/104299-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak, diefstal met gestolen pinpas en inbraak in kringloopwinkel

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen. De verdachte werd beschuldigd van een woninginbraak op 16 april 2023 in Noordwijk, waarbij hij samen met anderen een tasje, portemonnee en bankpassen heeft weggenomen. Tevens werd hem ten laste gelegd dat hij met een gestolen bankpas geldbedragen heeft gepind van de rekening van de vriendin van het slachtoffer. Daarnaast was er een inbraak in een kringloopwinkel op 12 maart 2023, waarbij een fooienpot werd gestolen. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 heeft de verdachte de feiten bekend en zijn er verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder aangiften en verklaringen van verbalisanten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 196 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een maximale taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en behandeling bij een zorgverlener. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, een kringloopwinkel, voor de schade die door de inbraak is veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/104299-23
Datum uitspraak: 14 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 31 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de l’Isle en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Ekholm naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Noordwijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een tasje, een portemonnee en twee bankpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (de vriendin van) [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 16 april 2023 te Leiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (de vriendin van) [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van een valse sleutel, door met een bankpas en/of bijbehorende pincode tot het gebruik waartoe hij/zij, (de) verdachte(n), niet gerechtigd was/waren, (een) geldbedrag(en) (contactloos) te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedrag(en) van de rekening van voornoemde (vriendin van) [slachtoffer 1] , althans die ander, werd(en) afgeschreven;
3
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te Noordwijk een fooienpot, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten op de terechtzitting van 31 augustus 2023 namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Leiden – Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 326).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 16 april 2023 (p. 85 en 86);
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 1] , opgemaakt op 19 april 2023 (p. 88 en 89);
3. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 20 april 2023 (p. 108 en 109);
4. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , opgemaakt op 19 april 2023 (p. 118 en 119);
5. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , opgemaakt op 20 april 2023 (p. 139);
6. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 augustus 2023;
Ten aanzien van feit 3
7. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf] , opgemaakt op 4 april 2023 (p. 261 en 262);
8. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , opgemaakt op 4 april 2023 (p. 264);
9. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 31 augustus 2023.
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 16 april 2023 te Noordwijk tezamen en in vereniging met een
ander, in een woning, te weten [adres 2] , een tasje, een portemonnee en twee bankpassen die aan de vriendin van [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2
hij op 16 april 2023 in Nederland tezamen en in vereniging met een
ander, meerdere geldbedragen die aan de vriendin van [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met een bankpas tot het gebruik waartoe zij, verdachten, niet gerechtigd waren, geldbedragen te pinnen, ten gevolge waarvan genoemde geldbedragen van de rekening van voornoemde vriendin van [slachtoffer 1] , althans die ander, werden afgeschreven;
3
hij op 12 maart 2023 te Noordwijk een fooienpot die aan [bedrijf] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat de taakstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie gematigd dienen te worden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de eerste plaats op 12 maart 2023 schuldig gemaakt aan een inbraak bij [bedrijf] , een kringloopwinkel en tevens dagbestedingslocatie voor hulpbehoevende personen die beschermd wonen bij [instelling] . De verdachte heeft met bruut geweld een deur van [bedrijf] geforceerd en vervolgens de fooienpot weggenomen. Met zijn handelen heeft de verdachte niet enkel schade toegebracht aan de kringloopwinkel, maar mogelijk ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de kwetsbare personen die daar hun dagbesteding hebben. De verdachte, die zelf ook begeleid woont bij [instelling] , heeft zich hier kennelijk niet om bekommerd. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Enkele weken later heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een inbraak, ditmaal in een woning. Nadat hij een steen door de ruit van de woning had gegooid, is hij samen met een ander de woning binnengegaan. Daar hebben zij verschillende ruimtes doorzocht. Uiteindelijk zijn zij met een tasje, een portemonnee en twee bankpassen vertrokken. Zij hebben vervolgens één van de gestolen bankpassen gebruikt om naar Leiden af te reizen en aankopen te doen met deze bankpassen, bestaande uit eten, drinken, sigaretten en wiet.
Woninginbraken zijn ernstige feiten die schade veroorzaken en - nog veel erger - het veiligheidsgevoel van de bewoners en veelal van de direct omwonenden aantasten. Met een woninginbraak wordt bovendien een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers, omdat de woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen en waar spullen veilig moeten kunnen worden opgeborgen. De verdachte heeft met zijn handelen minachting getoond voor andermans eigendommen en zich enkel laten leiden door zijn eigen belangen, waaronder de bekostiging van zijn verslaving.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 augustus 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij al vaker is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, waaronder meermalen in de afgelopen vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsrapport over de persoon van de verdachte van 12 juli 2023. Hieruit blijkt samengevat het volgende. Bij de verdachte is sprake van een verstandelijke beperking waardoor hij erg beïnvloedbaar is en gevoelig is voor groepsdruk. Daarnaast worden de financiële situatie van de verdachte en zijn cannabisverslaving gezien als risicofactoren. De positieve houding van de verdachte wordt echter als een beschermende factor gezien, nu hij heeft besloten om te investeren in een constructieve levensstijl en hij ontvankelijk is voor de hulpverleningstrajecten die gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn ingezet. De reclassering komt alles afwegende tot de conclusie dat het risico op herhaling als gemiddeld moet worden ingeschat. Het risico op delicten met letselschade en het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Om het recidiverisico verder terug te kunnen dringen adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag, een contactverbod met de medeverdachte, een inspanningsverplichting ten behoeve van het vinden en/of behouden van dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
Ter terechtzitting is gebleken dat de trajecten waarvoor de verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis is aangemeld inmiddels van de grond zijn gekomen. De verdachte heeft verklaard dat hij het als een opluchting heeft ervaren om met zijn bekennende verklaring schoon schip te maken. Hij wil nu echt veranderen en is bereid om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
De op te leggen straffen
De rechtbank overweegt op grond van de aard en ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de LOVS-oriëntatiepunten die voor deze feiten als uitgangspunt kunnen dienen, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijk aantal maanden in beginsel een passende sanctie vormt. De rechtbank is echter van oordeel dat de persoon van de verdachte en de reeds ingezette hulpverleningstrajecten aanleiding geven om hier in het voordeel van de verdachte van af te wijken. Dit betekent dat de rechtbank aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen die in duur langer is dan de zestien dagen die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf nodig als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan de proeftijd te verbinden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 196 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het is aan de verdachte om te laten zien dat hij daadwerkelijk bereid en in staat is om zich aan deze voorwaarden te houden en zijn leven een andere wending te geven.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat vanuit het oogpunt van vergelding en normbevestiging oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf geboden is. De rechtbank ziet in de aard en ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en gelet op het feit dat zij afwijkt van de in de LOVS-oriëntatiepunten genoemde strafmodaliteit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, aanleiding om een fors hogere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende acht de rechtbank passend de maximale taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Voorlopige hechtenis
Omdat de verdachte het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf al in voorarrest heeft uitgezeten, zal de rechtbank bepalen dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[bedrijf] , op de terechtzitting vertegenwoordigd door [aangever] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 720,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, te weten € 20,- in verband met weggenomen Albert Heijn kratjes en € 700,- in verband met het plaatsen van een nieuwe deur, nieuwe sloten en versteviging van de kozijnen. De benadeelde partij heeft verder verzocht om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het bedrag van € 20,- op het standpunt gesteld dat dit niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de diefstal van de kratjes niet aan de verdachte ten laste is gelegd. Voor het overige heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bedrag van € 20,- eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van het overige deel van de vordering tot schadevergoeding heeft de raadsvrouw bepleit dat dit afgewezen dan wel gematigd dient te worden bij gebrek aan een onderbouwing met objectieve en verifieerbare gegevens, zoals een factuur.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 20,- in verband met weggenomen Albert Heijn kratjes niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, nu de diefstal van deze kratjes niet aan de verdachte is ten laste gelegd.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering tot schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit. De verdachte heeft zich immers met bruut geweld toegang verschaft tot [bedrijf] en daarbij een deur vernield. Inmiddels is er een nieuwe deur aangeschaft en geplaatst. Omdat de benadeelde partij de gevorderde schade niet nader heeft onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens, zal de rechtbank gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek de schade schatten op een bedrag van € 350,-. Bij die schatting heeft de rechtbank acht geslagen op de gemiddelde aanschafprijs van een nieuwe deur en het arbeidsloon dat gemoeid gaat met het plaatsen van een nieuwe deur. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding, vanwege het gebrek aan onderbouwing, voor het overige af.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 maart 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij [bedrijf] . Bij gebreke van betaling en verhaal kan onder handhaving van deze verplichting gijzeling worden toegepast voor de duur van 7 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
196 (honderdzesennegentig) dagen;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met
[naam] , [geboortedatum], zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van betaald of onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering daarbij inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding voor zover deze ziet op een bedrag van € 20,- aan weggenomen Albert Heijn kratjes;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 350,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [bedrijf] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van de benadeelde partij [bedrijf] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R. van der Klugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 september 2023.