ECLI:NL:RBDHA:2023:13673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
C/09/49686 / JE RK 23-1304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking machtiging tot uithuisplaatsing, verwijzing naar meervoudige kamer

Op 23 augustus 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een tussenbeschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam01] en [naam02]. De kinderen zijn erkend door de vader en verblijven feitelijk bij de ouders, die belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft eerder op 18 november 2022 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 18 november 2023. De gecertificeerde instelling verzoekt nu om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat de ouders teruggevallen zijn in problematiek, waaronder verwaarlozing en emotionele onbeschikbaarheid. De ouders hebben echter verweer gevoerd tegen dit verzoek en stellen dat er geen acuut gevaar is voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is over de noodzaak van de uithuisplaatsing en de ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen. De zaak is daarom verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling, waarbij de gecertificeerde instelling een schriftelijke update moet geven over de situatie van de kinderen en de mogelijkheden voor terugplaatsing. De zitting is gepland op 3 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/649686 / JE RK 23-1304
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Tussenbeschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2013 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
[naam02], geboren op [geboortedatum02] 2016 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi te Den Haag,
[naam04],
hierna te noemen: de vader,
BRP-adres te [naam05] ,
feitelijk verblijvende te [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 29 juni 2023;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 augustus 2023.
  • aanvullende producties op het verweerschrift van de moeder, binnengekomen bij de rechtbank op 23 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [naam06] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • [naam07] als toehoorder en ter ondersteuning van de moeder.

2.De feiten

  • [naam01] en [naam02] zijn erkend door de vader.
  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] en [naam02] .
  • [naam01] en [naam02] verblijven feitelijk bij de ouders.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 18 november 2022
de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] verlengd van 18 november 2022 tot 18 november 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] en [naam02] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twaalf maanden. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 18 november 2023. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De ouders zijn de afgelopen periode teruggevallen in de problematiek. De woning is ernstig vervuild, er is sprake van fysieke en emotionele verwaarlozing en de hulp vanuit Cardea is gestopt nadat geen enkel doel behaald werd. De huidige opvoedsituatie bij de ouders vertoont veel gelijkenissen met de situatie in februari 2020. Destijds is gekozen voor een spoedmachtiging uithuisplaatsing. De kans dat een constructieve verbetering bewerkstelligd kan worden lijkt op basis van het rapport van Cardea nihil. Er is sprake van een hardnekkig terugkerend patroon in het gezin. De ouders ervaren opvoedingsonmacht en veel stress. Bij de moeder is er vermoedelijk sprake van traumagerelateerde problematiek, emotieregulatie-problematiek en stemmingswisselingen. Doordat de moeder overbelast is, is zij niet in staat om voldoende (emotioneel) beschikbaar te zijn voor [naam01] en [naam02] . De vader trekt zich terug als de kinderen niet luisteren of als de moeder gefrustreerd is. Daarnaast wordt hij regelmatig boos op de kinderen. [naam01] en [naam02] zijn gevoelig voor de spanningen en stemmingswisselingen van de ouders. Zij worden belast met volwassenproblematiek. Dit roept spanning bij de kinderen op die zij onvoldoende kunnen reguleren. [naam02] heeft de afgelopen periode meerdere momenten gehad van broekpoepen en -plassen. De kinderen ontregelen op de momenten dat zij naar de weekendpleeggezinnen gaan. De kinderen hebben behoefte aan regie, wat zich uit in zelfbepalend, maar ook klampend gedrag richting met name de moeder. De ouders hebben geen vervolg kunnen geven aan de geadviseerde traumabehandeling (storytelling) voor de kinderen. De moeder wilde geen inzage geven in stukken uit het verleden, die nodig waren voor de storytelling. De persoonlijke problematiek van de ouders, en met name van de moeder, is onvoldoende behandeld. De ouders hebben samen een behandeltraject gevolgd bij de Waag. De moeder heeft nooit traumabehandeling gekregen en is ambivalent in haar houding tegenover behandeling. De gecertificeerde instelling vermoedt dat er sprake is van een complex intergenerationeel trauma en acht een geïntegreerde aanpak noodzakelijk. Daarbij plaatst zij vraagtekens bij de haalbaarheid van deze hulp, omdat de ouders onvermogend zijn om hulpverlening langdurig te laten slagen. [naam02] kan terug worden geplaatst bij het pleeggezin waar zij al eerder heeft verbleven én waar zij nu nog één keer per maand naar toe gaat. Voor [naam01] is een nieuw pleeggezin gevonden. De gecertificeerde instelling licht ter zitting toe dat gekozen is voor verschillende pleeggezinnen zodat de kinderen de individuele aandacht kunnen krijgen die zij nodig hebben. De dynamiek tussen [naam01] en [naam02] is dusdanig pittig, dat dit een belasting voor het beoogde pleeggezin van [naam01] vormt. Gezien wordt dat [naam01] graag voor de moeder wil zorgen. Verwacht wordt dat hij in een omgeving waar hij meer affectie en ondersteuning krijgt, meer zal toekomen aan ontwikkelingstaken die passend zijn bij zijn leeftijd. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling ten slotte aangegeven dat geen sprake is van acute onveiligheid en dat naar verwachting een gezinsopname niet meer informatie gaat opleveren.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder verzoekt primair om het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair is verzocht om de kinderen bij de grootouders vaderszijde te plaatsen. De moeder geeft aan dat een begeleider vanuit de GGD wekelijks langskomt om de woning samen met de ouders door te lopen. Dit ervaren de ouders als prettig, omdat de begeleider veel werkt met herhaling en de tijd neemt om de ouders uitleg te verschaffen. De moeder geeft toestemming aan de gecertificeerde instelling om stukken op te vragen over haar psychologisch verleden. De advocaat van de moeder stelt dat de ouders en de gecertificeerde instelling compleet andere visies hebben. De moeder heeft daarom een verzoek wijziging van gecertificeerde instelling ingediend. Dit verzoek is op 1 augustus 2023 afgewezen. De hulpverlening die de gecertificeerde instelling heeft aangeboden aan de ouders is niet passend. De ouders hebben een andere verwerkingssnelheid, waardoor de verwachtingen over en weer niet goed aansluiten of de gestelde vragen niet goed aankomen bij de ouders. Voor de ouders zou het prettig zijn als de aanwijzingen vanuit de gecertificeerde instelling in een samenvatting of schema worden gezet, zodat het overzichtelijker is. Op school bestaan verder geen zorgen over de kinderen. De gecertificeerde instelling dreigt sinds 18 april 2023 met een verzoek machtiging tot uithuisplaatsing. Deze constante dreiging doet het gezin geen goed. Er wordt voor een behoorlijk lange tijd een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht, terwijl de alternatieven niet goed onderzocht zijn. Er is geen sprake van een acuut gevaar bij de ouders thuis. Met andere intensievere hulpverlening moet de ouders de kans worden geboden om het gezin compleet te houden. De ouders zijn bereid om mee te werken aan het VUHP-traject en een gezinsopname. De moeder heeft al eerder om een gezinsopname gevraagd, maar hier is niet op ingezet door de gecertificeerde instelling.
4.2.
De vader sluit zich aan bij het standpunt van de moeder. Hij geeft aan dat hij bij de Waag geleerd heeft om niet te snel boos te worden op de kinderen en om samen te werken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter acht zich, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, onvoldoende geïnformeerd over de noodzaak van de machtiging tot uithuisplaatsing en de concrete ontwikkelingsbedreigingen voor [naam01] en [naam02] .
5.2.
De kinderrechter neemt daarbij ten eerste het procesverloop in deze zaak in aanmerking. De kinderen zijn eerder – op 24 maart 2020 – uit huis geplaatst. Op 19 februari 2021 is de uithuisplaatsing door de rechtbank beëindigd. Bij de verlenging van de ondertoezichtstelling op 15 november 2022 heeft de kinderrechter vastgesteld dat de ouders aan de slag waren gegaan met de voorwaarden voor terugplaatsing die door de gecertificeerde instelling werden gesteld en dat ook na de thuisplaatsing van de kinderen de positieve ontwikkelingen zich hebben doorgezet. De positieve ontwikkelingen waren echter nog pril en de doelen van de ondertoezichtstelling waren (nog) niet (volledig) behaald, aanleiding om de ondertoezichtstelling tot 18 november 2023 te verlengen.
5.3.
De kinderrechter stelt verder vast dat sprake is van zeer uiteenlopende standpunten van de gecertificeerde instelling en de ouders over de thuissituatie en de feitelijke bedreigingen voor de kinderen. Daarbij heeft de gecertificeerde instelling een rapport van Cardea overgelegd waaruit blijkt dat sprake zou zijn van dusdanig hardnekkige patronen dat geen enkel doel van de ondertoezichtstelling was behaald, hetgeen voor Cardea aanleiding vormde om de hulpverlening per 18 april 2023 af te sluiten. De ouders hebben op hun beurt meer recente stukken overgelegd van onder meer de school en hulpverleners, waaruit blijkt dat geen sprake zou zijn van grote zorgen omtrent de thuissituatie en de opvoeding en verzorging van de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat de situatie niet acuut onveilig is.
5.4.
Op grond van het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat eerst meer duidelijkheid moet komen over de vraag of alle middelen om thuis te blijven wonen zijn uitgeput. Ook dient de gecertificeerde instelling in te gaan op de positieve ontwikkelingen die geschetst worden in de door de ouders overgelegde stukken. Het is verder belangrijk dat er de komende periode meer zicht komt op de hechtingsproblematiek en trauma’s. Middels een gezinsopname zouden de opvoedcapaciteiten en emotionele beschikbaarheid van de ouders nader onderzocht kunnen worden. De kinderrechter realiseert zich daarbij dat de wachttijden voor gezinsopname aanzienlijk kunnen zijn, maar spreekt de hoop uit dat er desondanks een mogelijkheid is een gezinsopname op korte termijn te realiseren.
5.5.
In het algemeen geldt ten slotte dat na een uithuisplaatsing toegewerkt moet worden naar terugplaatsing bij de ouders, althans dat de mogelijkheden daartoe actief worden onderzocht, zodat de uithuisplaatsing niet langer duurt dan noodzakelijk. De kinderrechter acht het in dat verband aangewezen dat de gecertificeerde instelling het plan en de doelen achter het ingediende verzoek nader toelicht. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan het besluit om [naam01] en [naam02] in aparte pleeggezinnen te plaatsen.
5.6.
De kinderrechter ziet aanleiding om de zaak, gelet op de complexiteit daarvan ter verdere behandeling en beslissing te verwijzen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Rekening houdend met de agenda van de rechtbank en de verhinderdata van partijen, is de zaak gepland op 3 november 2023. De rechtbank wil uiterlijk één week voor de zitting graag een update ontvangen van de gecertificeerde instelling, met daarin aandacht voor de hiervoor genoemde punten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
houdt de behandeling van het verzoek aan tot de zitting van
de meervoudige kamer van 3 november 2023 om 10.00 uur;
gelast de gecertificeerde instelling
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de zitting aan de kinderrechter en de belanghebbenden
een schriftelijke updatetoe te zenden
gelast de griffier tegen voormelde zittingsdatum op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. R. Shahbazi;
- de vader.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 11 september 2023.