ECLI:NL:RBDHA:2023:13648
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoeker op 1 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 februari 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 7 augustus 2023 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoeker, en heeft hij de aanvraag ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet-tijdig beslissen aanhangig was. Dit betekent dat aan de voorwaarden van artikel 8:75a van de Awb is voldaan.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de wegingsfactor ‘licht’, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.