In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.S. Yap, heeft afstand gedaan van zijn recht om gehoord te worden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G.J. Westendorp, had eerder op 4 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft gegeven voor heropening van het onderzoek, ondanks dat er na de zitting nog stukken zijn overgelegd.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de verlenging van de maatregel van bewaring beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht, en dat er geen risico op onderduiken was. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft besloten tot verlenging van de maatregel, gezien de eerdere vlucht van eiser en het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank concludeert dat de belangen van de staatssecretaris bij voortduring van de maatregel zwaarder wegen dan de belangen van eiser.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.