In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 12 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J.J. Flantua, heeft op 22 augustus 2023 zijn zaak gepresenteerd via een beeldverbinding, samen met de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. G.J. Westendorp.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring heeft opgelegd vanwege een risico op onttrekking aan het toezicht en het ontwijken of belemmeren van de voorbereiding van de uitzettingsprocedure. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel is voldaan en concludeert dat dit het geval is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en houdt de maatregel van bewaring in stand. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.