ECLI:NL:RBDHA:2023:13618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.11432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardig asielrelaas en tegenstrijdige verklaringen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, afkomstig uit Gambia, had op 5 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 6 april 2023 door de staatssecretaris als ongegrond werd afgewezen. De staatssecretaris oordeelde dat er geen concrete aanleiding was voor eisers vertrek uit Gambia, en dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig was door vage en tegenstrijdige verklaringen. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen vanwege de Dublinverordening. De rechtbank heeft op 29 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiser zelf niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft niet overtuigend kunnen uitleggen waarom hij zo jong al bezorgd was over zijn erfenis en waarom hij in Gambia niet om hulp heeft gevraagd bij dorpsoudsten of de imam. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met eisers achtergrond en denkniveau, en dat de vragen tijdens de gehoren duidelijk waren. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Het verzoek om een dwangsom wordt eveneens afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden is voldaan.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.11432
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. I. Mercanoglu),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 5 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 6 april 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. In dit besluit is ook bepaald dat eiser geen reguliere verblijfsvergunning krijgt en ook geen uitstel van vertrek om medische redenen. Daarnaast is er een terugkeerbesluit aan hem opgelegd en is beslist dat eiser binnen vier weken moest terugkeren naar Gambia. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld tegen dat besluit. Eiser heeft daarbij de gevraagd om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen1 omdat de staatssecretaris niet op tijd op zijn asielaanvraag heeft beslist.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de aanvraag van eiser op goede gronden heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1. Van € 1.442,-.
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas en de beslissing van de staatssecretaris
4. Eiser stelt dat hij uit Gambia komt en dat hij is geboren op [1998] . Hij heeft op 21 december 2020 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is niet in behandeling genomen2 omdat op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van eisers asielverzoek. Omdat eiser niet op tijd kon worden overgedragen aan Italië, is die verantwoordelijkheid overgegaan op Nederland. Eiser heeft daarom op 5 september 2021 een nieuwe asielaanvraag gedaan in Nederland.
5. Eiser heeft verklaard dat zijn moeder is overleden toen hij nog klein was. Zij was de tweede vrouw van zijn vader. Na haar dood is eiser bij zijn vader, stiefmoeder en hun twee zonen blijven wonen. Nadat zijn vader in 2010 was overleden, heeft eiser ruzie gekregen met zijn stiefmoeder en halfbroers omdat hij ook een deel van de erfenis van zijn vader (de compound waar zij woonden en een stuk grond daarachter in het dorp [dorp] ) wilde hebben. Eiser heeft verklaard dat zijn halfbroers hem hebben bedreigd en aangevallen en ook drie andere mensen hebben betaald om hem aan te vallen. Hij heeft hulp gezocht bij de politie, maar de politie was omgekocht door één van zijn halfbroers en heeft hem een nacht in de cel gegooid. Eiser is bij een vriend van hem ( [A] ) in hetzelfde dorp gaan wonen. Omdat hij zich ook daar niet veilig voelde, is hij in 2014 of 2015 uit Gambia gevlucht. Hij kan niet terug naar Gambia want dan zal hij worden vermoord door zijn halfbroers en waarschijnlijk is de politie ook naar hem op zoek.
6. De staatssecretaris heeft eisers asielaanvraag afgewezen omdat hij het asielrelaas ongeloofwaardig vindt. Eiser heeft verschillende redenen (beroepsgronden) gegeven waarom het bestreden besluit volgens hem niet klopt.
De beroepsgronden en het oordeel van de rechtbank daarover
7. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris tijdens de gehoren niet genoeg heeft doorgevraagd en dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ook onvoldoende rekening heeft gehouden met culturele verschillen en met eisers referentiekader. Eiser is nooit naar school geweest, is analfabeet en heeft een beperkt(e) woordenschat en taalbegrip. Hij heeft daardoor ook moeite met het vertellen van een chronologisch verhaal en met verklaren op detailniveau. De gebeurtenissen die tot zijn vertrek uit Gambia hebben geleid, hebben bovendien ongeveer 10 jaar geleden plaatsgevonden. Hij heeft oprecht zijn best gedaan om zijn asielaanvraag te onderbouwen. Verder heeft de tolk tijdens het aanmeldgehoor een fout gemaakt en heeft de staatssecretaris niet genoeg rekening gehouden de verklaringen die eiser heeft gegeven om bepaalde onduidelijkheden uit te leggen.
8. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De staatssecretaris heeft zich hierbij op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet duidelijk heeft kunnen maken waarom hij zich op 12-jarige leeftijd al zo druk maakte om zijn erfenis dat hij hierover de confrontatie opzocht met zijn (veel
2 Besluit van 25 februari 2021.
oudere) halfbroers en dat zijn halfbroers hem daarbij zó serieus namen dat zij hem hebben bedreigd en aangevallen en dat zij hem wilden vermoorden. Eisers verklaring hierover, dat leeftijd niets uitmaakt en dat je ook kunt worden vermoord als je zo jong bent, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat één en ander kan worden verklaard door culturele verschillen: in Gambia worden kinderen eerder als volwassene beschouwd en zijn halfbroers zien hem daarom als een bedreiging. De rechtbank acht deze toelichting onvoldoende. Ook als wordt uitgegaan van dergelijke culturele verschillen, blijft nog steeds staan dat de halfbroers van eiser veel ouder zijn dan hij.
9. De staatssecretaris heeft ook aan eiser mogen tegenwerpen dat eiser tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard dat zijn laatste woonadres in Gambia bij zijn familie was3, terwijl hij tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij voor zijn vertrek uit Gambia nog drie of vier jaar bij [A] en diens familie heeft gewoond.4 De staatssecretaris heeft hierbij mogen overwegen dat dit de kern van eisers asielrelaas raakt en dat daarom van eiser mocht worden verwacht dat hij hier eenduidig over zou verklaren. Hetzelfde geldt voor de vaststelling van de staatssecretaris dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij uit Gambia is vertrokken: in 2010 (het jaar dat zijn vader is overleden) of in 2017/2018 (nadat hij nog een paar jaar bij [A] had gewoond).5 De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling ter zitting dat alleen mag worden gekeken naar de verklaringen in het nader gehoor omdat dit hem toen het meest vers in het geheugen lag, de gebeurtenissen in Gambia lang geleden hebben plaatsgevonden en de tolk fouten heeft gemaakt. Dit is geen afdoende verklaring voor de verschillende verklaringen over deze essentiële delen van eisers asielrelaas en eiser had eventuele vertaalfouten kunnen rechtzetten in de correcties en aanvullingen. Dit heeft hij niet gedaan.
10. Met betrekking tot de gestelde problemen met zijn halfbroers en de daarmee samenhangende incidenten heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat eiser hierover vaag en tegenstrijdig heeft verklaard. De staatssecretaris heeft in dit verband mogen beslissen dat eiser niet duidelijk heeft weten te maken waarom hij denkt dat de politie naar hem op zoek is, aangezien hij sinds zijn nacht in de cel geen contact meer heeft gehad met de politie. Eisers stelling ter zitting, dat hij het gevoel heeft dat de politie naar hem op zoek heeft, is onvoldoende voor een ander oordeel.
11. Hetzelfde geldt voor de reden die eiser heeft gegeven voor het feit dat hij geen hulp heeft gezocht bij bijvoorbeeld de dorpsoudste of bij de imam. Eisers verklaring, dat hij dacht dat zij hem toch niet konden helpen omdat de politie dat ook niet kon, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. De staatssecretaris heeft er in dit verband ook op mogen wijzen dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over een belangrijk onderdeel van zijn asielrelaas, namelijk het moment waarop hij de compound heeft verlaten nadat één van zijn halfbroers hem had aangevallen met een mes: direct of pas na vier of vijf dagen.6
3 Aanmeldgehoor 29 september 2021, blz. 4, 5 en 6 (in samenhang gelezen).
4 Nader gehoor, blz. 4 en 12.
5 Nader gehoor, blz. 4.
6 Nader gehoor, blz. 14.
12. Ten slotte heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat het afbreuk doet aan eisers asielrelaas dat er geen directe dreiging vanuit zijn halfbroers was toen hij uit Gambia vertrok. De staatssecretaris heeft er hierbij op mogen wijzen dat de halfbroers kennelijk wisten dat eiser in hetzelfde dorp bij [A] woonde, maar hem in die jaren niet zelf hebben opgezocht. Dat eiser het gevoel heeft dat zijn halfbroers hem willen laten opsluiten7, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden. Ter zitting is naar voren gebracht dat eisers vertrek uit Gambia een sluitstuk was van een proces dat hij heeft doorgemaakt. Wat daarvan ook zij, dit neemt niet weg dat er ten tijde van eisers vertrek geen concrete, directe dreiging was op grond waarvan eiser vond dat hij uit Gambia moest vluchten.
13. De rechtbank overweegt ten slotte dat het in de eerste plaats aan eiser is om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Dat hij niet goed begreep waar de staatssecretaris “naar op zoek was” vormt daarom geen reden om hem zijn tegenstrijdige en vage verklaringen niet tegen te werpen. De rechtbank oordeelt verder dat tijdens het aanmeldgehoor en het nader gehoor voldoende is doorgevraagd. Hierbij is rekening gehouden met eisers denkniveau: de vragen zijn kort en in eenvoudige bewoordingen gesteld. De vragen zijn waar nodig verduidelijkt of herhaald. Uit de gehoren blijkt niet dat eiser vragen niet begreep en eiser heeft verklaard dat hij de tolk goed heeft kunnen begrijpen en verstaan. Als er desondanks sprake was van misverstanden, dan had eiser hier in de correcties en aanvullingen op kunnen wijzen. Ten aanzien van het aanmeldgehoor heeft eiser dat ook gedaan. Met betrekking tot het nader gehoor heeft eiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid correcties en aanvullingen in te dienen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader of opleidingsniveau. De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat ook van mensen met een beperkt opleidingsniveau mag worden verwacht dat zij – bijvoorbeeld – eenduidig kunnen verklaren over de elementen die de kern van hun asielrelaas raken, zoals bij wie ze hebben gewoond tot hun vertrek uit hun land van herkomst en hoe oud zij (ongeveer) waren toen zij uit hun land van herkomst vertrokken. Dat de gebeurtenissen die tot dat vertrek hebben geleid zich lang geleden hebben voorgedaan, doet hier niet aan af.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Het verzoek om een dwangsom vast te stellen wordt afgewezen omdat niet is voldaan aan de voorwaarden daarvoor. Overigens heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, bij uitspraak van 24 maart 2023 al geoordeeld over het zogenoemde beroep niet tijdig dat eiser had ingediend.
7 Nader gehoor, blz. 18.
8 Zaaknummer NL22.26823.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.