ECLI:NL:RBDHA:2023:13585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
09/217258-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige door dirigent

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarig meisje. De verdachte, destijds 49 jaar oud en dirigent van de brassband waarin het slachtoffer speelde, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De ontucht vond plaats tussen 2007 en 2008, waarbij de verdachte seksuele handelingen verrichtte met het slachtoffer, dat toen 15 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een overwicht en een vertrouwensrelatie, die door de verdachte werd misbruikt. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de proceshouding van de verdachte en het feit dat hij een behandeling bij De Waag had afgerond. De rechtbank wees ook een deel van de schadevergoeding van het slachtoffer toe, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, en sprak hem vrij van een deel van de beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, met een totaalbedrag van € 10.959,10 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/217258-21
Datum uitspraak: 12 september 2023
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. W. de Deugd naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2006 tot en met 7 mei 2008 te Schoonhoven, althans in Nederland met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen) (telkens):
- de borsten en/of vagina van [slachtoffer] betast,
- zijn, verdachtes, penis en/of vingers in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of vervolgens heen en weer bewogen,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of vervolgens heen en weer bewogen,
- [slachtoffer] een (tong)zoen gegeven,
- zijn, verdachtes, penis laten betasten door [slachtoffer] en/of (vervolgens) zich laten aftrekken door [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij in de periode van 8 mei 2006 tot en met 7 mei 2008 seksuele handelingen heeft verricht met de minderjarige [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, waarbij de seksuele handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit, ook ten aanzien van de ten laste gelegde periode, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de verdachte partieel vrijgesproken moet worden van de periode 8 mei 2006 tot eind december 2007, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte reeds seksueel contact had met [slachtoffer] toen zij veertien jaar oud was.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De bewijsmiddelen
[slachtoffer] , geboren op 8 mei 1992, heeft verklaard dat zij in de periode dat zij vijftien jaar oud was, meerdere malen in de woning van de verdachte aan [adres 2] te Schoonhoven seks met de verdachte heeft gehad. De verdachte was destijds de dirigent van haar brassband. [2]
De [getuige 1] heeft verklaard dat toen zij samen met [slachtoffer] in de derde klas van het VMBO zat, zij van [slachtoffer] hoorde dat [slachtoffer] een seksuele relatie had met haar muziekleraar, genaamd [verdachte] . [slachtoffer] was toen ongeveer vijftien jaar en de muziekleraar negenenveertig jaar oud. [3]
De moeder van [slachtoffer] , [getuige 2] , heeft verklaard dat toen [slachtoffer] in het derde leerjaar zat en vijftien jaar oud was, zij via de school heeft gehoord dat [slachtoffer] een relatie had met een oudere man. [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij woonde op [adres 2] te Schoonhoven, meerdere malen seks heeft gehad met [slachtoffer] in voornoemde woning. Daarbij heeft hij de borsten en de vagina van [slachtoffer] aangeraakt, en zijn penis en zijn vingers in de vagina van [slachtoffer] gedaan en heen en weer bewogen. Ook heeft hij getongzoend met [slachtoffer] en zich laten pijpen en aftrekken door [slachtoffer] . [5]
Beoordeling van de tenlastelegging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 8 mei 2007 tot en met 7 mei 2008, meerdere malen seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] die toen vijftien jaar oud was, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] wordt voor wat betreft haar leeftijd destijds in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van de [getuige 1] en [getuige 2] . Verder heeft de verdachte bekend de ten laste gelegde seksuele handelingen bij [slachtoffer] te hebben verricht.
De verklaring van [slachtoffer] dat zij vanaf haar veertiende al een seksuele relatie had met de verdachte, acht de rechtbank op zichzelf een betrouwbare verklaring. Die verklaring wordt echter onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte zal daarom van die periode partieel worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 8 mei
2007tot en met 7 mei 2008 te Schoonhoven met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen :
- de borsten en vagina van [slachtoffer] betast,
- zijn, verdachtes, penis en vingers in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen en weer bewogen,
- zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen en weer bewogen,
- [slachtoffer] een tongzoen gegeven,
- zijn, verdachtes, penis laten betasten door [slachtoffer] en vervolgens zich laten aftrekken door [slachtoffer] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte, destijds ongeveer negenveertig jaar oud, heeft zich gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan ontucht met het slachtoffer, een vijftienjarig meisje. De ontucht bestond mede uit het seksueel binnendringen. De verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De verdachte was destijds de dirigent van de brassband waarin het slachtoffer speelde en is vanuit die hoedanigheid een seksuele relatie met het slachtoffer begonnen. Door het leeftijdsverschil en zijn rol als haar dirigent was sprake van overwicht en een afhankelijkheids- en een vertrouwensrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer. Daarvan heeft de verdachte misbruik gemaakt. De verdachte heeft door zo te handelen het risico genomen dat het slachtoffer permanent beschadigd is geraakt in haar (seksuele) ontwikkeling. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. Dat de handelingen van de verdachte een grote impact hebben gehad, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring, waarbij het slachtoffer heeft aangegeven jaren later nog altijd te kampen met gevoelens van schaamte en schuld. Omdat de impact jaren later nog zo groot is, heeft het slachtoffer in 2020 besloten alsnog aangifte te doen. De verdachte heeft zich van de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer ten tijde van het plegen van het feit op geen enkele wijze rekenschap gegeven en heeft zich alleen laten leiden door zijn eigen seksuele behoeftes. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zeer aan.
Het is onbegrijpelijk dat de verdachte die tijdens de seksuele relatie met het slachtoffer hierover meermalen is aangesproken, zoals door de ouders van het slachtoffer, hier toch mee is doorgegaan. De verdachte had daarnaast ook nog onbeschermde seks met het slachtoffer, waardoor er risico’s zijn ontstaan op een ongewenste zwangerschap of op besmetting met een SOA. Zeker nu de verdachte ten tijde van de seksuele relatie met het slachtoffer ook een seksuele relatie met een andere vrouw had. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ook rekening houden met de proceshouding van de verdachte. Hoewel de verdachte reeds een behandeling bij De Waag heeft afgerond, heeft de rechtbank tijdens de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak sterk de indruk gekregen dat de verdachte het laakbare van zijn handelen nog steeds niet ten volle inziet en bagatelliseert. De verdachte heeft ter zitting weliswaar spijt betuigd, maar blijft ontkennen dat hij wist hoe oud het slachtoffer was, terwijl hij gedurende een lange periode een seksuele relatie met haar heeft gehad en meermaals is aangesproken op deze relatie vanwege de leeftijd van het slachtoffer. Ook blijft hij wijzen naar mogelijk andere seksuele contacten tussen het slachtoffer en andere oudere mannen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 juli 2023. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 14 april 2023. De rapporteur schat de kans op recidive als laag in. Uit het rapport blijkt dat de verdachte van oktober 2021 tot circa februari 2023 een zedengerichte behandeling bij het centrum voor ambulante forensische psychiatrie van De Waag heeft gevolgd. Sindsdien is de verdachte anders naar zijn gedrag gaan kijken. Hij is er stellig van overtuigd niet meer in een dergelijke situatie terecht te zullen komen, heeft geen strafblad en is nadien ook niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. De reclassering ziet verder ook geen relevante risicofactoren of aanwijzingen voor afwijkend seksueel gedrag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit zoals hierboven omschreven en de proceshouding van de verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat het bewezen verklaarde al langer geleden heeft plaatsgevonden en het feit dat de verdachte reeds vrijwillig een behandeling bij De Waag heeft afgerond. De rechtbank heeft ten slotte gekeken naar enigszins vergelijkbare zaken en acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vierentwintig maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank komt tot een kortere periode van ontucht dan de officier van justitie.
Mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport ziet de rechtbank geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzondere voorwaarden, op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 16.558,41 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 10.724,58 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, nu deze vordering te complex is en daarom een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt tussen het bewezen verklaarde feit en het psychische trauma van de benadeelde partij. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen. Verder heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. De post ‘Medische kosten – eigen risico 2022 en 2023’ kan voor het jaar 2022 voor een bedrag van € 81,36 toegewezen worden. De posten ‘Medische behandeling Psytrec’ en ‘Verblijfskosten tijdens PSYTREC-behandeling’ zijn onvoldoende onderbouwd. De post ‘Medische kosten – medicatie die niet worden vergoed door ziektekostenverzekering’ moet ten aanzien van de Oxazepam afgewezen worden, nu Oxazepam volgens de raadsvrouw door de zorgverzekering wordt vergoed.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal eerst overgaan tot het beoordelen van de verzochte materiële schade.
De post ‘Medische kosten – eigen risico 2022 en 2023’
Deze post is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank zal voor het jaar 2022 een bedrag van € 81,36 en voor het jaar 2023 een bedrag van € 385,- toewijzen. Dit komt neer op een totaalbedrag van
€ 466,36.
De posten ‘Medische behandeling Psytrec’ en ‘Verblijfskosten tijdens PSYTREC-behandeling’
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. Dit deel is door de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De post ‘Medische kosten – medicatie die niet worden vergoed door ziektekostenverzekering’
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd, ook ten aanzien van de gevorderde Oxazepam. De rechtbank zal deze post toewijzen ter grootte van het gevorderde bedrag van € 416,13.
De post ‘Verlies aan inkomen’
Hoewel deze post door de raadsvrouw niet is betwist, heeft de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd gesteld dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen haar burn-out en haar arbeidsongeschiktheid en het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De post ‘Reiskosten’
De vordering is door de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank zal deze post toewijzen ter grootte van het gevorderde bedrag van € 76,61.
De post ‘Immateriële schade’
In geval van bijzondere ernstige normschendingen zoals zedendelicten die een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit teweeg hebben gebracht, is de vaststelling van geestelijk letsel niet vereist voor de toekenning van immateriële schade. De in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde liggen immers zo voor de hand, dat een ‘andere aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. In onderhavige zaak is hiervan sprake. Dat er grote psychische gevolgen voor het slachtoffer zijn geweest en nog zijn als gevolg van het bewezen verklaarde feit volgt bovendien uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring en de bijlagen bij de vordering. Dat er ook andere oorzaken zijn van de psychische problemen waarmee het slachtoffer te kampen heeft, doet hieraan niet af. De rechtbank zal gelet op wat door en namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, naar billijkheid de immateriële schade vaststellen op een bedrag van € 10.000,- en de vordering tot dat bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 10.959,10, bestaande uit € 959,10 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 8 mei 2007 omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.959,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 mei 2007 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) MAANDEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[slachtoffer]deels toe tot een bedrag van € 10.959,10 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 8 mei 2007 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering ten aanzien van de posten ‘Medische behandeling Psytrec’, ‘Verblijfskosten tijdens PSYTREC-behandeling’ en ‘Verlies inkomen’ slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 10.959,10, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 mei 2007 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer];
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 89 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Holleman, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. A.M. de Wit, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 95).
2.Het proces-verbaal van informatief gesprek zeden, p. 51, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 5-7.
3.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 29, 30 en 32.
4.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 36-37.
5.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 augustus 2023.