6.4.Ten aanzien van de door verweerder aangedragen uiterste overdrachtsdatum van begin september 2023 acht de rechtbank relevant dat de DT&V op 1 augustus 2023 al bekend was met het feit dat eiseres wilde meewerken aan overdracht. Een medewerker van Vluchtelingenwerk heeft hierover gesproken met een medewerker van DT&V en Vluchtelingenwerk heeft aangedrongen op (nogmaals) gefaciliteerd vertrek. Nu verweerder wijst op de noodzakelijkheid van de bewaring vanwege het bijna verstrijken van de overdrachtsdatum had verweerder de hiervoor genoemde gang van zaken ook moeten betrekken. Gelet op de overwegingen 6.3 en 6.4 acht de rechtbank de motivering van de maatregel onvoldoende. De maatregel is als gevolg daarvan onrechtmatig.
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 7 dagen onrechtmatige tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel van 7 x € 100,00- (verblijf detentiecentrum) = € 700,00,- x 3 eisers dus € 2.100,-.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00- en een wegingsfactor 1). Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van samenhangende zaken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.100,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.