ECLI:NL:RBDHA:2023:13515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL23.10007; NL23.10008
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening visumaanvraag voor familiebezoek met onvoldoende spoedeisend belang

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 september 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, afkomstig uit Suriname, hadden een visum aangevraagd voor familiebezoek van 6 april 2023 tot en met 28 april 2023. De aanvraag werd door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 20 maart 2023, omdat verzoekers onvoldoende hadden aangetoond wat het doel en de omstandigheden van hun verblijf in Nederland waren, en er redelijke twijfel bestond over hun terugkeer naar Suriname.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel verzoekers als de Minister aanwezig waren. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de gewenste verblijfperiode al was verstreken en verzoekers in de bezwaarprocedure konden worden gehoord. De voorzieningenrechter benadrukte dat het verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden toegewezen als er sprake is van 'onverwijlde spoed' of als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. In dit geval was er geen evident onrechtmatig besluit aangetoond.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat hun aanvraag voor een visum voor familiebezoek niet correct was beoordeeld door de Minister. De rechter wees erop dat verzoekers niet het juiste aanvraagformulier hadden ingevuld voor hun beoogde verblijf en dat de Minister op basis van de ingediende documenten had kunnen oordelen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 september 2023, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.10007 en NL 23.10008

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster, en
[verzoeker], V-nummer [V-nummer] , verzoeker, samen te noemen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M.J.M. Peeters), en
de Minister van Buitenlandse Zaken, (gemachtigde: C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekers om een visum voor familiebezoek.
1.1.
De Minister heeft deze aanvraag met het besluit van 20 maart 2023 afgewezen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de Minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de Minister die pleiten tegen het treffen daarvan, en de vraag of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft aan de hand van de gronden van verzoekers, als volgt af.
4. Verzoekers komen uit Suriname en hebben een visum aangevraagd. Zij hebben in de aanvraag aangegeven dat het gaat om familiebezoek van 6 april 2023 tot en met 28 april 2023. Zij willen met [familielid] (de dochter van verzoekster en de halfzus van verzoeker) naar Nederland reizen. [familielid] is 10 jaar oud en heeft de Franse nationaliteit. De aanvragen zijn afgewezen en hiertegen hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij hebben ook gevraagd om te worden vrijgesteld van het betalen van griffiegeld. Dit laatste verzoek wordt toegewezen.
5. De visumaanvragen zijn op 20 maart 2023 afgewezen omdat verzoekers volgens de Minister – samengevat – onvoldoende hebben aangetoond wat het doel en de omstandigheden zijn van hun verblijf in Nederland en omdat er redelijke twijfel is dat verzoekers op tijd terug zullen keren naar Suriname.
6. Verzoekster heeft aangevoerd dat [familielid] vanwege haar Franse nationaliteit het recht heeft om in de EU te verblijven en dat zij als verzorgende ouder een daarvan afgeleid verblijfsrecht heeft. Zij wil naar Nederland komen om hier een aanvraag in te dienen om haar declaratoire verblijfsrecht te laten vaststellen en zich hier te vestigen. Op grond van de Richtlijn 2004/381 maken verzoekers hier aanspraak op.
Spoedeisend belang
7. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist, of als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de Minister ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal houden.
8. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij spoedeisend belang hebben omdat de afwijzing van hun aanvraag evident onrechtmatig is. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij zich op grond van het EU-recht in Nederland willen vestigen. Als dat het doel is, kunnen mensen een zogenoemd faciliterend visum aanvragen. Dit gaat via hetzelfde aanvraagformulier als het aanvragen van een visum voor familiebezoek, maar er moet nog een extra vraag worden ingevuld door middel van het aanvinken van “other” en het geven van een toelichting daarop bij vraag 23 op het formulier.
9. Verzoekers hebben vraag 23 niet aangekruist/toegelicht en hebben (dus) iets anders aangevraagd, namelijk een ‘Schengenvisum voor bezoek aan familie en/of vrienden’. Dat is (het doel van) de aanvraag die de Minister heeft beoordeeld en de afwijzingsgronden die de Minister heeft gebruikt, moeten in dat licht worden bezien. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de Minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan. Uit de bij de aanvragen gevoegde checklist blijkt welke documenten verzoekers hebben
1. Richtlijn betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor
de burgers van de Unie en hun familieleden.
overgelegd en de Minister heeft op basis daarvan de aanvragen kunnen beoordelen. Dat verzoekers door hun reisbureau onjuist zijn voorgelicht en daarom in het aanvraagformulier niet het juiste hokje bij vraag 23 hebben aangevinkt, zoals zij hebben gesteld, kan niet voor risico van de Minister komen.
10. Anders dan verzoekers hebben gesteld, hoefde de Minister uit de omstandigheid dat verzoekster op de checklist bij de aanvraag heeft aangekruist dat zij een dochter heeft met de Franse nationaliteit niet te begrijpen dat verzoekers dus naar Nederland wilden komen om een aanvraag voor verblijf op grond van het EU-recht geldend te maken en zich hier te vestigen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat verzoekster bij het indienen van de aanvraag heeft gezegd dat verzoekers samen met [familielid] zouden inreizen. Het één volgt namelijk niet automatisch uit het ander: mensen kunnen ook naar de EU reizen met hun kind dat de nationaliteit heeft van een van de lidstaten om – bijvoorbeeld – op vakantie te gaan. Overigens heeft verzoekster bij haar aanvraag ook vermeld dat zij van 6 april 2023 tot en met 28 april 2023 in Nederland zou verblijven, en vluchtgegevens overgelegd waarop een terugreis op 28 april 2023 is vermeld. Dit duidt eerder op een gewenst kort verblijf vanwege bezoek aan familie of vrienden dan op een voornemen zich in Nederland te vestigen.
11. Ook overigens ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang. Dat de Minister niet op tijd heeft beslist op het bezwaarschrift van verzoekers levert geen spoedeisend belang op. De gewenste verblijfperiode is al verstreken en verzoekers kunnen in de bezwaarprocedure worden gehoord. Verzoekers hebben in bezwaar geen inhoudelijke gronden tegen de inhoud van het bestreden besluit aangevoerd. Voorts ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het voorlopig oordeel dat het besluit evident onrechtmatig is. Op basis hiervan kan de voorzieningenrechter niet oordelen dat verzoekers de bezwaarprocedure niet in Suriname kunnen afwachten.
12. De conclusie is dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.