Overwegingen
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [Geboortedatum].
2. Eiser zit in vreemdelingenbewaring op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw wordt de bewaring beëindigd zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat. Op grond van het vijfde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vcnagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijnen het arrest Mahdivoortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden.
Voorwaarden voor verlenging
4. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vaststaat immers, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet actief meewerkt aan zijn terugkeer.
Uit de door verweerder verstrekte informatie volgt dat eiser weliswaar zijn vingerafdrukken heeft afgestaan, maar dat hij verder slechts volhardt in verzoeken om te worden vrijgelaten en zelf geen enkele poging onderneemt om contact op te nemen met de Marokkaanse vertegenwoordiging om de afgifte van een LPte bespoedigen of om een reisdocument te verkrijgen.
5. Het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 23 februari 2023. Niet is gebleken dat deze gronden, zoals die eerder door de rechtbank zijn getoetst, zich niet langer voordoen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
6. Volgens verweerder is niet gebleken van omstandigheden waaruit blijkt dat de detentie voor eiser onredelijke bezwarend is geworden. De rechtbank stelt vast dat eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die tot een andere conclusie zouden moeten leiden.
Zicht op uitzetting
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 14 november 2022 geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar op dit moment anders over moet worden gedacht. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten in het geheel geen LP’s meer zouden afgeven, zoals eiser niet onderbouwd stelt. Specifiek ten aanzien van eiser heeft verweerder in het verlengingsbesluit overwogen dat op 3 maart 2023 bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko een vervangend reisdocument voor eiser is aangevraagd. Deze aanvraag is nog altijd in behandeling. Verweerder stelt terecht dat eiser heeft nagelaten voldoende concrete en verifieerbare gegevens te verstrekken ter onderbouwing van zijn gestelde identiteit en nationaliteit, terwijl dat van invloed is op de kans dat een LP wordt afgegeven. Ook stelt verweerder terecht dat eiser overigens niet bereid is gebleken om actief mee te werken aan zijn vertrek. Hierdoor heeft hij het proces onnodig vertraagd en dit komt voor zijn rekening. De stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten tot nu toe niet reageren op de rappels leidt niet tot een ander oordeel. Niet valt uit te sluiten dat wanneer eiser zijn volledige medewerking verleent aan hem alsnog binnen afzienbare termijn een LP zal worden afgegeven.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport van 21 augustus 2023 blijkt dat verweerder na het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep (20 juli 2023) op 21 juli 2023 en 8 augustus 2023 nogmaals schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en dat op 7 en 17 augustus 2023 vertrekgesprekken met eiser gevoerd. In aanvulling hierop vermeldt het voortgangsrapport van 21 augustus 2023 dat zowel de algemeen directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek als de Directie Internationale Aangelegenheden bij de Marokkaanse autoriteiten om extra aandacht hebben gevraagd voor lopende zaken, waaronder die van eiser.
9. Ook overigens is er geen grond voor het oordeel dat het verlengen van de duur van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.