ECLI:NL:RBDHA:2023:13510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL23.23574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring van eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser was in vreemdelingenbewaring geplaatst op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet (Vw) en had beroep ingesteld tegen de verlenging van deze maatregel, die op 17 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist en dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. Eiser heeft niet actief meegewerkt aan zijn uitzetting, wat de verlenging van de maatregel rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt en dat er geen omstandigheden zijn die de detentie onredelijk bezwarend maken. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23574

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 23 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 17 augustus 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 22 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 30 augustus 2023 het onderzoek gesloten. [2]

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [Geboortedatum].
Toetsingskader
2. Eiser zit in vreemdelingenbewaring op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw wordt de bewaring beëindigd zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat. Op grond van het vijfde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vc [3] nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [4] en het arrest Mahdi [5] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [6]
Voorwaarden voor verlenging
4. De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor de verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Vaststaat immers, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet actief meewerkt aan zijn terugkeer.
Uit de door verweerder verstrekte informatie volgt dat eiser weliswaar zijn vingerafdrukken heeft afgestaan, maar dat hij verder slechts volhardt in verzoeken om te worden vrijgelaten en zelf geen enkele poging onderneemt om contact op te nemen met de Marokkaanse vertegenwoordiging om de afgifte van een LP [7] te bespoedigen of om een reisdocument te verkrijgen.
Gronden voor bewaring
5. Het verlengingsbesluit verwijst naar de gronden van bewaring zoals opgenomen in de maatregel van 23 februari 2023. Niet is gebleken dat deze gronden, zoals die eerder door de rechtbank zijn getoetst [8] , zich niet langer voordoen. Gelet hierop bestaat nog altijd het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Onevenredig bezwarend?
6. Volgens verweerder is niet gebleken van omstandigheden waaruit blijkt dat de detentie voor eiser onredelijke bezwarend is geworden. De rechtbank stelt vast dat eiser geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die tot een andere conclusie zouden moeten leiden.

Zicht op uitzetting

7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 14 november 2022 geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar op dit moment anders over moet worden gedacht. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten in het geheel geen LP’s meer zouden afgeven, zoals eiser niet onderbouwd stelt. Specifiek ten aanzien van eiser heeft verweerder in het verlengingsbesluit overwogen dat op 3 maart 2023 bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko een vervangend reisdocument voor eiser is aangevraagd. Deze aanvraag is nog altijd in behandeling. Verweerder stelt terecht dat eiser heeft nagelaten voldoende concrete en verifieerbare gegevens te verstrekken ter onderbouwing van zijn gestelde identiteit en nationaliteit, terwijl dat van invloed is op de kans dat een LP wordt afgegeven. Ook stelt verweerder terecht dat eiser overigens niet bereid is gebleken om actief mee te werken aan zijn vertrek. Hierdoor heeft hij het proces onnodig vertraagd en dit komt voor zijn rekening. De stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten tot nu toe niet reageren op de rappels leidt niet tot een ander oordeel. Niet valt uit te sluiten dat wanneer eiser zijn volledige medewerking verleent aan hem alsnog binnen afzienbare termijn een LP zal worden afgegeven.
Voortvarend handelen
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport van 21 augustus 2023 blijkt dat verweerder na het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep (20 juli 2023) op 21 juli 2023 en 8 augustus 2023 nogmaals schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en dat op 7 en 17 augustus 2023 vertrekgesprekken met eiser gevoerd. In aanvulling hierop vermeldt het voortgangsrapport van 21 augustus 2023 dat zowel de algemeen directeur van de Dienst Terugkeer en Vertrek als de Directie Internationale Aangelegenheden bij de Marokkaanse autoriteiten om extra aandacht hebben gevraagd voor lopende zaken, waaronder die van eiser.
9. Ook overigens is er geen grond voor het oordeel dat het verlengen van de duur van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 94, zevende lid, van de Vw.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
7.Laissez-passer.
8.Zie de uitspraak van de rechtbank van 14 maart 2023 (NL23.5879).