ECLI:NL:RBDHA:2023:13507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
AWB 22/7701
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na niet-tijdig beslissen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 augustus 2023, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling beoordeeld. Verzoekster had op 28 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft hierop niet tijdig beslist. Na het indienen van beroep op 12 december 2022, heeft verweerder op 30 maart 2023 alsnog een beslissing genomen. Verzoekster trok haar beroep op 10 juli 2023 in en vroeg om veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten en het betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

In dit geval is de aanvraag van verzoekster op 30 maart 2023 ingewilligd, wat betekent dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep. De rechtbank kent een bedrag van € 418,50 toe aan proceskosten, gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is verweerder verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier M.A. Ramcharan, en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7701

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft op 28 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf. Verweerder heeft hierop niet tijdig beslist. Op 12 december 2022 heeft verzoekster beroep ingediend tegen het niet-tijdig beslissen door verweerder. Verweerder heeft op 30 maart 2023 alsnog beslist. Verzoekster heeft op 10 juli 2023 haar beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
1.1.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij bereid is tot het vergoeden van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
4. Bij besluit van 30 maart 2023 is verweerder de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Hiermee is verweerder dus tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt daarom toegewezen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb, volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Ramcharan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 augustus 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).