ECLI:NL:RBDHA:2023:13507
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na niet-tijdig beslissen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 16 augustus 2023, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling beoordeeld. Verzoekster had op 28 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft hierop niet tijdig beslist. Na het indienen van beroep op 12 december 2022, heeft verweerder op 30 maart 2023 alsnog een beslissing genomen. Verzoekster trok haar beroep op 10 juli 2023 in en vroeg om veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten en het betaalde griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval is de aanvraag van verzoekster op 30 maart 2023 ingewilligd, wat betekent dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep. De rechtbank kent een bedrag van € 418,50 toe aan proceskosten, gebaseerd op de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast is verweerder verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier M.A. Ramcharan, en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.