In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen verzoekers en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.S.M. van Beek, hebben op 11 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), ingediend op 22 februari 2023. De staatssecretaris heeft op 31 juli 2023 meegedeeld dat de ambassade te Addis Abeba gemachtigd is om de mvv af te geven. Hierop hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de staatssecretaris geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekers. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekers.