ECLI:NL:RBDHA:2023:13462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
NL23.19980
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Oezbeekse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Oezbeekse eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond. De eiser, geboren in 1994, heeft op 30 april 2022 asiel aangevraagd, omdat hij problemen ondervond met een investeerder in Oezbekistan. De rechtbank heeft op 25 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiser over zijn problemen met de investeerder ongeloofwaardig zijn. De eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat hij bij terugkeer naar Oezbekistan een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank stelt vast dat de eiser zijn asielaanvraag pas maanden na zijn binnenkomst in Nederland heeft ingediend, terwijl de problemen met de investeerder al bestonden. Dit wordt door de rechtbank als een belangrijke factor gezien in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de eiser.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van de eiser om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19980

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. Y.G.F.M. Coenders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 10 juli 2023 (het bestreden besluit) van verweerder om eisers asielaanvraag af te wijzen als kennelijk ongegrond en de oplegging van een inreisverbod voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf het moment dat eiser Nederland heeft verlaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1994 en in het bezit te zijn van de Oezbeekse nationaliteit. Hij heeft op 30 april 2022 een asielaanvraag ingediend, omdat hij stelt niet terug te kunnen naar Oezbekistan vanwege problemen met een investeerder. Eiser heeft verklaard dat hij in 2020 is begonnen met een kippenboerderij en dat hij in februari 2021 een grotere kippenboerderij heeft geopend met de investeerder [naam]. Hij is in maart/april 2021 failliet gegaan door de uitbraak van vogelgriep. Omdat eiser geen geld had om [naam] terug te betalen, heeft [naam] hem meerdere malen thuis opgezocht en één keer bedreigd met een mes.
3. Hoewel verweerder eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig vindt, vindt hij eisers problemen met de investeerder [naam] niet geloofwaardig. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. [1]

Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?

4. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte verwacht dat hij zijn asielrelaas onderbouwt met stukken. De administratie van zijn kippenboerderij heeft hij niet meer, omdat deze bij [naam] ligt. Dit geldt ook voor de administratie van zijn eerste kippenboerderij, omdat [naam] ook deze administratie nodig had voor de financiering. Ook werpt verweerder hem ten onrechte tegen dat hij tijdens het onderduiken is teruggekeerd naar zijn woning. Hij heeft het risico zoveel als mogelijk gereduceerd door zijn verblijf daar kort te houden en te zorgen dat hij kon vluchten. Ook had hij een goede reden om terug te keren, namelijk dat hij zijn gezin miste. Tijdsverloop maakt zijn vrees niet minder reëel omdat het een ereschuld is. Eiser kan zich niet wenden tot de politie voor bescherming, omdat [naam] de politie heeft omgekocht. Hoewel eiser dit niet kan bewijzen, blijkt dit wel degelijk uit de gang van zaken. De politie heeft namelijk in eerste instantie aangegeven zijn aangifte in behandeling te nemen om vervolgens te melden dat zij niks voor hem konden doen en dat eiser de schuld gewoon moet afbetalen. Dit terwijl de aangifte zag op bedreiging. Daar komt bij dat het Oezbeekse overheidsapparaat slecht functioneert vanwege corruptie.
Ook stelt eiser dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer, omdat hij asiel heeft aangevraagd. Dit blijkt uit algemene informatie. [2] Zo zijn in 2014 zes terugkerende asielzoekers veroordeeld voor anticonstitutionele activiteiten en wordt langdurig verblijf in het buitenland gezien als verraad. Verweerder kan niet stellen dat personen zonder een duidelijk profiel bij terugkeer geen risico lopen, omdat de informatie uit bronnen tegenstrijdig is. Daar komt bij dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend, wat een extra risico oplevert.
Verweerder heeft ten onrechte zijn asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verschoonbare redenen heeft voor het niet direct aanvragen van asiel. Naast dat hij de Europese Unie legaal met een visum is ingereisd, heeft hij geprobeerd eerst zijn problemen zelf op te lossen door werk te vinden. De hulp inroepen van de politie of overheidsinstanties ligt gevoelig, omdat deze in Oezbekistan niet te vertrouwen zijn. Pas toen eiser inzag dat er geen andere oplossing was, heeft hij asiel aangevraagd.
Tot slot betoogt eiser dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is, omdat het niet specificeert naar welk land hij moet terugkeren. [3] Omdat het terugkeerbesluit ongeldig is en de aanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond is verklaard, heeft verweerder ten onrechte hem een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen met de investeerder
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over zijn problemen met de investeerder ongeloofwaardig vindt. Verweerder heeft in dit kader terecht meegewogen dat eiser zijn relaas niet heeft onderbouwd met documenten, zoals documenten waaruit blijkt dat hij een kippenboerderij had en samen met de investeerder een nieuwe boerderij is begonnen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het in de rede ligt dat eiser de beschikking heeft of kan krijgen over de documenten van zijn kippenboerderij en eventueel de documenten van de boerderij die hij met de investeerder had. Verweerder volgt eiser terecht niet in zijn verklaring dat hij al zijn administratie, inclusief van de kippenboerderij van hemzelf, aan de investeerder heeft overgedragen. Deze verklaring is namelijk tegenstrijdig met zijn verklaringen in het nader gehoor dat hij op dat moment geen documenten had waarmee hij kon aantonen dat hij kippenboer was, maar dat hij zijn broer zou vragen om deze op te sturen. Het had op eisers weg gelegen om op dat moment te verklaren dat hij niet aan deze documenten kan komen omdat hij alle documenten aan de investeerder heeft overgedragen. Tot slot stelt verweerder terecht dat van eiser ten minste een begin van bewijs mocht worden verwacht aan de hand van financiële transacties of foto’s van de kippenboerderij.
6. Los hiervan heeft verweerder de geloofwaardigheid van eisers verklaringen beoordeeld. [4] Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze onaannemelijk zijn. Zo heeft verweerder het onaannemelijk kunnen vinden dat eiser op het moment dat hij ondergedoken zat vanwege de bedreigingen van de investeerder meerdere keren naar zijn woonadres is gegaan om zijn gezin te bezoeken, terwijl hij stelt te vrezen voor de investeerder en deze wist waar hij woonde. Eiser kan niet gevolgd worden in zijn stelling dat hij het risico heeft gereduceerd, nu hij tien tot vijftien keer terug is gekeerd naar zijn huis en dus niet een enkele keer dit risico heeft genomen, maar meerdere keren. Daar komt bij dat eiser na mei 2021 nooit meer persoonlijk is bedreigd en na augustus 2021 ook via zijn familie nooit meer wat heeft gehoord van de investeerder. Voor zover eiser stelt dat dit gaat om een ereschuld maakt dit, wat daar ook van zij, het niet anders. Verweerder werpt eiser ook niet ten onrechte tegen dat het vreemd is dat eiser niet geprobeerd heeft om hulp te zoeken in Oezbekistan voor zijn problemen met de investeerder. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het een vergaand besluit is om het land van herkomst te verlaten alvorens al het mogelijke te proberen om deze problemen op te lossen. Het feit dat eiser wantrouwen heeft tegen de autoriteiten, laat onverlet dat hij de hulp van een advocaat had kunnen inschakelen voor dit geschil wat in beginsel financieel van aard is. Hoewel eiser zich heeft gewend tot de politie en dit volgens hem geen resultaat heeft opgeleverd, is niet gebleken dat het voor hem niet mogelijk was om zich tot de hogere autoriteiten te wenden.
Risico op ernstige schade bij terugkeer
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem overgelegde landeninformatie niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Oezbekistan een reëel risico loopt op ernstige schade. In dit kader stelt de rechtbank voorop dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de kans dat dit risico zich realiseert bij terugkeer reëel is. Hierin is eiser niet geslaagd, omdat de door eiser overgelegde landeninformatie een wisselend beeld geeft van de gevolgen voor terugkerende asielzoekers. Hoewel bronnen verblijf in het buitenland en het doen van een asielaanvraag als factoren van belang noemen, blijkt uit het merendeel van de bronnen dat dit in de regel niet van doorslaggevend belang is. Daar komt bij dat niet gebleken is dat de Oezbeekse autoriteiten weten dat eiser in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend. Nu eiser legaal Oezbekistan heeft verlaten, geen problemen met de Oezbeekse autoriteiten heeft gehad of op een andere manier de negatieve belangstelling van de autoriteiten heeft gehad, stelt verweerder op goede gronden dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
Kennelijk ongegrond
8. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser terecht tegenwerpt dat hij niet zo snel mogelijk zijn wens om internationale bescherming kenbaar heeft gemaakt. De door eiser gestelde problemen met de investeerder bestonden al voor zijn (rechtmatige) binnenkomst in Nederland in december 2021. Door pas op 30 april 2022 asiel aan te vragen, heeft hij niet zo snel mogelijk na zijn binnenkomst asiel aangevraagd terwijl de reden van de asielaanvraag naar eigen zeggen destijds al bestond. Het zelf oplossen van de problemen door werk te vinden en zijn vrees voor overheidsinstanties, zijn geen verschoonbare redenen om zich niet zo snel mogelijk tot de Nederlandse autoriteiten te wenden voor zijn wens om internationale bescherming. Tot slot is niet gebleken dat gedurende eisers verblijf in Nederland zich ontwikkelingen hebben voorgedaan die maken dat hij pas vanaf een later moment behoefte had aan internationale bescherming. Dit betekent dat verweerder de asielaanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard.
Terugkeerbesluit
9. Een terugkeerbesluit moet het land of de landen van terugkeer vermelden of dit land moet ondubbelzinnig uit het besluit zijn af te leiden. [5] De rechtbank stelt vast dat in het voornemen expliciet is opgenomen dat eiser moet terugkeren naar Oezbekistan. Weliswaar is dit niet nogmaals expliciet gedaan in het bestreden besluit, maar in het besluit staat dat het voornemen daar deel van uitmaakt. Bovendien is duidelijk dat dit per abuis in het besluit niet (nogmaals) is gedaan, doordat er bij het relevante onderdeel van het besluit een asterisk staat gevolgd door land van herkomst of veilig derde land tussen haakjes. Nu verder niet in geschil is dat Oezbekistan eisers land van herkomst is en er geen andere landen zijn die in eisers geval als land van terugkeer zijn aan te merken, volgt uit de besluitvorming ondubbelzinnig dat eisers land van terugkeer Oezbekistan is.
Vertrektermijn en inreisverbod
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser terecht een vertrektermijn heeft onthouden en een inreisverbod heeft opgelegd. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder eisers asielaanvraag op goede gronden heeft afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Dit maakt dat verweerder eiser heeft kunnen opdragen Nederland onmiddellijk te verlaten, wat grond biedt om eiser een inreisverbod op te leggen. [6] Eiser heeft geen humanitaire of andere redenen aangedragen om af te zien van het inreisverbod. [7]

Conclusie en gevolgen

11. Omdat geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
12. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, en artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000).
2.Eiser verwijst naar een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 16 juni 2023 over Oezbekistan en verblijf in het buitenland.
3.Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2506).
4.Op grond van artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1155, r.o. 10.1).
6.Zie artikel 45, eerste lid, artikel 62, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
7.Zie artikel 66a, achtste lid, van de Vw 2000.