ECLI:NL:RBDHA:2023:13439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
NL23.15286
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over cult-lidmaatschap en risico bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de verklaringen van de eiser over zijn lidmaatschap van een cult en de daarmee samenhangende problemen ongeloofwaardig werden geacht. De eiser, geboren in 1986, had aangevoerd dat hij lid was geworden van de Junior Vikings Confraternity om zijn familie te beschermen tegen geweld van cultleden. Hij vreesde bij terugkeer naar Nigeria voor vervolging door deze cult en een mensenhandelaar die hem naar Europa had gebracht.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 20 juni 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag deugdelijk had gemotiveerd. De rechtbank vond het niet geloofwaardig dat de eiser daadwerkelijk lid was van de cult en dat hij problemen had ondervonden. De rechtbank wees erop dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade zou lopen, zowel vanwege de cult als de mensenhandelaar. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden de aanvraag had afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de eiser inconsistent waren en dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor de eiser om zich in Nigeria te vestigen zonder in gevaar te komen, en dat de vrees voor onterechte strafrechtelijke vervolging niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15286

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

ProcesverloopBij besluit van 16 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.I. Ngbejume. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1986 en in het bezit te zijn van de Nigeriaanse nationaliteit. Hij verblijft in Nederland als vreemdeling en heeft op 21 maart 2021 een asielaanvraag ingediend. Aan deze asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij vreest voor een cult en daarom niet terug kan naar Nigeria. Vanwege problemen met de familie van zijn vader heeft eiser de bescherming van de cult Junior Vikings Confraternity gezocht door er lid van te worden. Toen eiser opdrachten weigerde, hebben cultleden zijn zus verkracht. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan, waar de cult achter is gekomen. Eiser is ondergedoken in [plaats buitenland], waar cultleden hem hebben gevonden en hem in zijn arm hebben geschoten. Een ander persoon is daarbij overleden. Eiser vreest bij terugkeer naar Nigeria ook voor de mensenhandelaar die hem naar Europa heeft gebracht. Hij is de handelaar geld verschuldigd en daarom bedreigt de handelaar zijn moeder.
2. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig en ook dat hij naar Europa is gereisd met de hulp van een mensenhandelaar. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat hij lid was van een cult en daarmee problemen heeft. Eiser komt volgens verweerder niet in aanmerking voor verblijf op grond van het Vluchtelingenverdrag, omdat geen van de geloofwaardige elementen verband houden met de vervolgingsgronden in het Vluchtelingenverdrag. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Omdat eiser zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zonder gegronde redenen niet zo snel als mogelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst, heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
Waarom is eiser het niet eens met verweerder?
3. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte zijn verklaringen over zijn lidmaatschap van en problemen met de cult ongeloofwaardig vindt. Zo heeft verweerder over zijn keuze om lid te worden van een cult geen rekening gehouden met de omstandigheid dat hij acute bescherming nodig had en zich in een noodsituatie bevond. Dit maakt dat men niet altijd rationele keuzes maakt. Daar komt bij dat hij niet wist of hoefde te weten dat hij geweld zou moeten toepassen. Eiser stelt dat hij gedetailleerd heeft verklaard over hoe hij in aanraking kwam met de cult. Hij heeft verklaard dat de cult agressief was, maar dat dit ook ziet op andere methodes dan geweld, zoals bedreigingen.
4. Eisers verklaringen over het logo van de cult, vindt verweerder ten onrechte ongeloofwaardig. Verweerder heeft te weinig waarde toegekend aan het feit dat binnen de cult juist weinig waarde werd gehecht aan de logo’s, er diverse logo’s waren en er inmiddels veel tijd is verstreken waardoor zijn herinneringen zijn verwaterd. Verder wijst eiser erop dat hij in dit kader authentieke verklaringen heeft afgelegd over de baretten door te verklaren dat deze rood waren. Deze informatie is minder bekend en daardoor meer authentiek.
5. Verweerder werpt hem ook ten onrechte tegen dat zijn lidmaatschap ongeloofwaardig is omdat cults enkel universiteitsstudenten zouden rekruteren. Eiser wijst erop dat uit het algemeen ambtsbericht van 2012 volgt dat rekrutering door cults in 2012 een breder bereik had dan enkel de eigen universiteit, maar dat niet inzichtelijk was hoe de relaties liepen. Hieruit volgt niet ondubbelzinnig dat enkel universiteitsstudenten werden gerekruteerd. Met de informatie uit het algemeen ambtsbericht van 2023 dat cults zich al langere tijd richten op laagopgeleiden en jongeren zonder perspectief, is het aannemelijk dat eiser in 2012 is gerekruteerd.
6. Daarbij komt dat het enkele feit dat het lidmaatschap ongeloofwaardig wordt geacht, onvoldoende is om de moordopdracht ongeloofwaardig te vinden. Dit geldt ook voor de verkrachting van zijn zus en de stelling dat cultleden de daders waren. Verweerder dient elk relevant element zelfstandig te beoordelen, omdat de elementen elkaars geloofwaardigheid kunnen beïnvloeden. [2] Dit betekent dat als dit element geloofwaardig is, dit vervolgens de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap kan beïnvloeden. Verweerder vindt het verder ten onrechte bevreemdend dat eisers moeder zijn verblijfplaats heeft gemeld aan de cultleden, nu zijn moeder onder druk is gezet en als tussenweg [plaats buitenland], maar niet de exacte locatie in [plaats buitenland] heeft genoemd. Daar komt bij dat uit het algemeen ambtsbericht van 2023 volgt dat cults zo machtig zijn dat zij personen makkelijk kunnen lokaliseren. [3] Verweerder vindt het verder ten onrechte niet relevant dat eiser door aangifte te doen van de verkrachting van zijn zus op de zwarte lijst van de cult is gezet en laaggeplaatsten wel degelijk risico lopen bij terugtrekking uit een cult. [4] Eiser vreest daarnaast bij terugkeer voor onterechte strafrechtelijke vervolging vanwege het schietincident.
7. Tot slot stelt verweerder ten onrechte dat het niet aannemelijk is dat de mensenhandelaar eiser niet kan vinden in Nigeria. De handelaar kan iemand naar Nigeria sturen en het is ook niet onwaarschijnlijk dat de handelaar met regelmaat naar Nigeria reist gelet op het verdienmodel. Mensenhandelarennetwerken vanuit Nigeria zijn onderling sterk verbonden vanaf het begin tot het eind van de keten, zodat het voor slachtoffers zeer moeilijk is om mensenhandelaren te ontlopen. [5]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Lidmaatschap van de cult
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd stelt dat eisers verklaringen over zijn aansluiting bij de cult niet geloofwaardig zijn. In dit kader stelt verweerder in redelijkheid dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij zich heeft aangesloten. Verweerder heeft het bevreemdend kunnen vinden dat eiser heeft verklaard dat hij zich bij de cult heeft aangesloten om zijn moeder en zussen te beschermen tegen de familie van zijn vader, terwijl hij tegen geweld is. Dit omdat uit eisers eigen verklaringen volgt dat hij wist dat cults geweld gebruiken of dreigen met geweld. Zo heeft eiser verklaard dat cults agressief zijn, dat ze personen dwingen om lid te worden en dat je pas bescherming geniet als je lid bent, maar dat dan ook van je wordt verwacht dat je andere personen helpt met bescherming. Verder heeft eiser verklaard dat hij meerdere keren door andere cults is benaderd maar lidmaatschap telkens heeft geweigerd om uiteindelijk via [naam], die de cult een bende noemde, zich aan te sluiten bij de Junior Vikings Confraternity. Verweerder stelt gelet op dit alles niet ten onrechte dat eiser wist dat de kans aanwezig was dat hij als wederdienst voor de bescherming van de cult enige vorm van geweld zou moeten toepassen of daarmee zou moeten dreigen. Eisers verklaring dat hij zich in een noodsituatie bevond en daardoor op dat moment geen rationele keuzes maakte, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Het lag op eisers weg om met zijn verklaringen inzichtelijk te maken welke risicoafweging hij toen heeft gemaakt, bijvoorbeeld of hij door lidmaatschap van de cult niet in een slechtere situatie terecht zou komen.
9. Verweerder stelt verder niet ten onrechte dat ook eisers verklaringen over de logo’s en de uniforms van de cult afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn lidmaatschap. Eiser is namelijk ruim een jaar lid geweest en heeft twee keer per maand vergaderingen bijgewoond in een uniform met daarop het logo. Desondanks weet eiser niet het meest voorkomende logo te beschrijven, namelijk dat met een boot en Vikingenhelm. Weliswaar gebruikt de cult ook een logo met een schedel, zoals door eiser is verklaard, maar deze is kleurrijk en niet, zoals door eiser is verklaard, wit. Dat eiser heeft verklaard dat cultleden rode baretten dragen, maakt niet dat zijn verklaringen over zijn lidmaatschap overtuigen. Leden dragen namelijk ook zwarte baretten en hierover heeft eiser niet verklaard. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard eerder van de cult te hebben gehoord en dat de cult groot is, zodat verweerder in redelijkheid tegenwerpt dat de kleur van baretten informatie is die algemeen bekend is en niet enkel bij cultleden. Tot slot heeft eiser nagelaten juist te verklaren over het logo op de rode baretten, dat bestaat uit een boot. Hoewel tijdsverloop kan maken dat herinneringen over logo’s en uniforms vervagen, heeft verweerder dat in eisers geval onvoldoende kunnen vinden. Het had op eisers weg gelegen om dit dan tijdens het gehoor te melden. Daar komt bij dat tegenover het tijdsverloop staat dat eiser heeft verklaard met regelmaat bijeenkomsten van de cult te hebben bijgewoond en hij daarbij het uniform met logo droeg. Ook stelt hij te vrezen voor de cultleden. Deze vrees en gebeurtenissen maken dat verweerder van eiser meer gedetailleerde en consistente verklaringen mocht verwachten over deze kenmerken.
10. Verweerder werpt eiser ook in redelijkheid tegen dat zijn verklaringen over zijn lidmaatschap niet strookt met informatie uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2012. Hieruit blijkt namelijk dat cults studentengenootschappen zijn en dat leden worden gerekruteerd onder studenten. [6] Niet in geschil is dat eiser hier niet aan voldoet, omdat hij in 2011 in het tweede jaar van zijn middelbare school is gestopt met het volgen van onderwijs. Dat uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2023 volgt dat cults inmiddels functioneren als criminele bendes en rekruteren onder niet-studenten en laagopgeleiden is onvoldoende om aan te nemen dat dit ook al in 2012 gebeurde. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het algemeen ambtsbericht van 2012 aanknopingspunten bevat dat cults toen ook al onder niet-studenten rekruteerde. Hoewel uit het ambtsbericht van 2012 blijkt dat cults een breder bereik hebben dan hun eigen universiteit waarbij zij zijn opgericht, blijkt uit het ambtsbericht dat dit breder bereik ziet op andere universiteiten waar de cults een afdeling hebben. [7] Hieruit blijkt dus niet dat in 2012 de rekrutering zich ook richtte op niet-studenten. Dit maakt dat verweerder van eiser in redelijkheid verklaringen mocht verwachten waarom hij als niet-student is toegelaten tot de cult. Nu deze verklaringen ontbreken, stelt verweerder niet ten onrechte dat dit afbreuk doet aan eisers lidmaatschap van de cult.
Problemen met de cult
11. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet ten onrechte stelt dat eisers verklaringen over zijn problemen met de cult ongeloofwaardig zijn. Verweerder mocht in dit kader gewicht toekennen aan dat eisers verklaringen over zijn lidmaatschap van de cult ongeloofwaardig zijn. Daar komt bij dat verweerder niet ten onrechte zich op het standpunt stelt dat eisers verklaringen dat zijn zus door cultleden is verkracht omdat hij weigerde opdrachten voor de cult uit te voeren enkel gebaseerd is op vermoedens. Dat eisers zus heeft verklaard dat de daders zijn naam noemden, betekent slechts dat de daders eiser kenden en niet dat de daders cultleden waren. Hoewel dit laatste niet is uit te sluiten, had het op eisers weg gelegen om meer context te geven om dit verband aannemelijk te maken. Dat eiser door de cult op de zwarte lijst is geplaatst nadat hij aangifte heeft gedaan van de verkrachting van zijn zus, vindt verweerder ook niet ten onrechte ongeloofwaardig. Naast dat eisers lidmaatschap niet geloofwaardig is, volgt uit het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2012 niet dat het onmogelijk is om een cult de rug toe te keren. Uit het ambtsbericht volgt dat vanaf 2003 activiteiten van cults beter gereguleerd en aan banden zijn gelegd, dat cults niet meer de reputatie hebben die zij eerder hadden en dat hoewel gewelddadigheden voorkomen dit minder is dan in voorgaande jaren. Met het enkel doen van aangifte van de verkrachting van zijn zus, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk was om de cult te verlaten.
12. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder het niet ten onrechte bevreemdend vindt dat de cultleden eiser, nadat hij naar [plaats buitenland] is gevlucht, hem daar hebben gevonden. Verweerder wijst in dit kader terecht op het feit dat [plaats buitenland] in 2013 11 miljoen inwoners had. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat uit het ambtsbericht over Nigeria van 2023 volgt dat cults zo machtig zijn dat zij personen kunnen lokaliseren in een stad met 11 miljoen mensen. Hoewel uit dit ambtsbericht volgt dat veel cults in meerdere staten in Nigeria aanwezig zijn en het daarom lastig is voor een persoon die de cult heeft verlaten om zich ergens anders te vestigen, volgt hieruit ook dat het desondanks voor zo’n persoon mogelijk is om zich in een andere staat te vestigen als deze voorzichtig is en onder de radar leeft. Naast dat de verslagperiode van het ambtsbericht van 2023 [8] niet ziet op de periode dat eiser in [plaats buitenland] verbleef, volgt uit het ambtsbericht niet dat cults personen makkelijk lokaliseren in een stad van 11 miljoen inwoners. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard dat hij feitelijk onder de radar leefde door enkel voor werk naar buiten te gaan, zodat verweerder deugdelijk gemotiveerd stelt dat het bevreemdend is dat de cult eiser desalniettemin heeft kunnen vinden. [9] Een enkele verwijzing naar openbare informatie is dan ook in dit geval onvoldoende.
13. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd met betrekking tot de problemen met de cult, zoals de opdrachten van de cult en de bedreiging van zijn moeder door cultleden, kan gelet op het voorgaande niet leiden tot een ander oordeel. Voor zover verweerder de ongeloofwaardigheid van eisers lidmaatschap heeft laten doorwerken in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de problemen met de cult, heeft verweerder deze doorwerking voldoende gemotiveerd. [10]
Reëel risico op ernstige schade bij terugkeer
14. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt vanwege onterechte strafrechtelijke vervolging. In dit kader werpt verweerder eiser terecht tegen dat hij deze vrees pas in zijn zienswijze op het voornemen naar voren heeft gebracht, terwijl dit eerder had gekund en gemoeten. Dit doet afbreuk aan de gegrondheid van eisers vrees. Ook stelt verweerder terecht dat het niet aannemelijk is dat eiser verantwoordelijk wordt gehouden voor het overlijden van het andere slachtoffer van het schietincident in 2012 waarvan eiser zelf ook slachtoffer was en waaraan hij geen schuld had. De enkele stelling dat hij door de politie wordt gezocht is hiervoor onvoldoende. Het is zeer goed mogelijk dat de politie hem zoekt om hem als slachtoffer-getuige te horen. Eiser heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat er een strafrechtelijke vervolging tegen hem is ingezet.
15. Ook stelt verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt vanwege de mensenhandelaar. Hoewel verweerder het geloofwaardig vindt dat eiser met de hulp van mensenhandelaren naar Europa is gekomen en uit het ambtsbericht van 2023 blijkt dat mensenhandelaren in Nigeria een uitgebreid netwerk hebben en het daardoor voor slachtoffers lastig is om te ontkomen aan represailles, laat dit onverlet dat het aan eiser is om zijn vrees te concretiseren. Verweerder heeft in dit kader terecht opgemerkt dat eiser bevreemdend heeft verklaard over de bedreigingen. Zo heeft eiser verklaard dat de mensenhandelaar een jongen naar zijn moeder heeft gestuurd met de mededeling dat eiser nog moet betalen, maar ook dat de mensenhandelaar vanuit Italië naar Nigeria is gereisd op het moment dat hij eiser niet langer in Italië in het vizier had. Daar komt bij dat Nigeria een groot land is en eiser niet concreet heeft gemaakt hoe ze hem zouden vinden of dat het voor eiser niet mogelijk is om zich in een ander deel van Nigeria te vestigen.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
16. Omdat geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft op goede gronden eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
17. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Kroes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, en artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Eiser verwijst naar Werkinstructie 2014/10.
3.Eiser verwijst naar het algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023, pagina 50.
4.Eiser verwijst naar het algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023, pagina’s 50 en 51.
5.Eiser verwijst naar het algemene ambtsbericht Nigeria van januari 2023, pagina. 88.
6.Zie het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2012, pagina 32 en 33.
7.Zie het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2012, pagina 33.
8.De verslagperiode van het algemeen ambtsbericht Nigeria van 2023 ziet op de periode van april 2021 tot en met december 2022.
9.Zie in dit kader de uitspraak van 9 januari 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) (ECLI:NL:RVS:2020:42, r.o. 5.3).
10.Zie de uitspraak van 5 januari 2017 van de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2017:7, r.o. 3.1-3.2).