In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan in twee verzoekschriften met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [geboorteplaats]. De kinderrechter heeft in een eerdere beschikking van 9 augustus 2023 al een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [geboorteplaats] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De verzoekschriften zijn ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [geboorteplaats], de moeder en de vader, niet zijn verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar dat zij wel correct zijn opgeroepen.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [geboorteplaats]. De minderjarige verblijft momenteel in een 16+ voorziening, nadat haar eerdere verblijf bij de pleegmoeder onhoudbaar was geworden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het belangrijk is dat er rust en stabiliteit komt voor [geboorteplaats], zodat zij kan werken aan haar ontwikkelingstaken. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met een uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Daarnaast heeft de kinderrechter vastgesteld dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van het tweede verzoekschrift, aangezien dit door de gecertificeerde instelling ter zitting is ingetrokken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.C. Olland, kinderrechter, en op schrift gesteld op 4 september 2023.