ECLI:NL:RBDHA:2023:13396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/09/650509 / JE RK 23-1428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01], geboren in 2006. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaanbieder. De Raad heeft ernstige zorgen geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam01], die zelfdestructief gedrag vertoont en recentelijk een zelfmoordpoging heeft gedaan. De ouders van [naam01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de vader heeft al acht jaar geen contact met haar en de moeder heeft te maken met een hoge draaglast en psychische problemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2023 waren de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft [naam01] zelf gehoord en haar zorgen over de situatie zijn besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn vervuld, en heeft besloten om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen tot de meerderjarigheid van [naam01] op 13 augustus 2024. De kinderrechter heeft ook de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan plaatsvinden zonder vertraging.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, waarbij zij heeft gepleit voor een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in plaats van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de complexe problematiek van [naam01] en de noodzaak voor een jeugdbeschermer die haar belangen behartigt. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de ouders onderschreven en benadrukt dat de veiligheid en ontwikkeling van [naam01] voorop staan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/650509 / JE RK 23-1428
Datum uitspraak: 21 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
's-Gravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2006 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 juli 2023;
- de e-mailberichten van de advocaat van de moeder van 20 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.4.
[naam01] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij de [naam04] ( [naam05] ).

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad legt aan dit verzoek het volgende ten grondslag. Volgens de Raad is er sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [naam01] . De Raad maakt zich met name zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling en het algemeen welbevinden van [naam01] . Zij heeft veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder de scheiding van de ouders, de hieruit volgende loyaliteitsproblematiek, de psychische problematiek van de moeder en het gedrag van haar ex-stiefvader. [naam01] lijkt onvoldoende copingsvaardigheden te hebben voor het verwerken en omgaan met de ingrijpende gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt. Dit leidt bij [naam01] tot zelfdestructief gedrag met automutilatie en suïcidale gedachtes en uitingen. Daarnaast is er sprake van forse systematische problematiek die de problematiek van [naam01] in stand houdt dan wel verergert. Vorige week heeft [naam01] een zelfmoordpoging gedaan, waarna zij – op vrijwillige basis – gesloten is geplaatst bij de HIC. De vader en de moeder zijn niet in staat om de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. De vader heeft al acht jaar geen contact met [naam01] en bij de moeder is sprake van een te hoge draaglast en een verminderd vermogen om aan te sluiten bij wat [naam01] nodig heeft. Gelet op de forse zorgen die er zijn over de veiligheid en de ontwikkeling van [naam01] is het belangrijk dat er een professionele derde bij [naam01] betrokken wordt die haar belangen behartigt. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk om de plaatsing van [naam01] bij de [naam04] te formaliseren. De behandeling bij de [naam04] bevindt zich op het snijvlak van de jeugdzorg en de psychiatrie. Gelet op de problematiek van [naam01] is dit een passende plek voor haar.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad.
4.2.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. Daartoe heeft de moeder het volgende aangevoerd. Op 10 augustus 2023 is [naam01] op de IC-afdeling van het ziekenhuis opgenomen, nadat zij een overdosis aan medicatie had genomen op de open groep van de [naam04] . Zij is vervolgens op 14 augustus 2023 ‘vrijwillig’ gesloten geplaatst op de HIC in [naam05] . De advocaat van de moeder benadrukt dat een gesloten plaatsing nooit zonder een rechterlijke machtiging had mogen plaatsvinden. De moeder maakt zich – net als de Raad – grote zorgen om de veiligheid van [naam01] en benadrukt dat zij behandeling nodig heeft. [naam01] wordt echter volgend jaar meerderjarig en de verwachting is dat inzet van langdurige psychiatrische behandeling noodzakelijk is. De moeder meent daarom dat een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) meer basis en rust biedt voor [naam01] om de komende jaren op een goede manier begeleid te worden. Binnen de Wvggz is er volgens de moeder meer expertise en zijn er betere mogelijkheden om de veiligheid van [naam01] te waarborgen. Daarbij komt dat [naam01] dan bijgestaan wordt door een advocaat, waardoor haar rechten beter gewaarborgd zijn. De moeder ziet geen enkele grond om op dit moment een ondertoezichtstelling uit te spreken. De moeder heeft altijd meegewerkt aan de hulpverlening en heeft haar gezag ook nooit misbruikt. Zij meent dat de verzochte kinderbeschermingsmaatregelen alleen maar contraproductief zullen werken, omdat dit zal leiden tot meer bureaucratie en langere processen, terwijl er volgens de moeder direct gehandeld moet kunnen worden. Daarnaast geeft het opleggen van deze maatregelen volgens de moeder het signaal af dat hiermee de veiligheid van [naam01] voldoende gewaarborgd is, terwijl dit volgens de moeder niet het geval is. Gelet op het voorgaande verzoekt de moeder primair om afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt de moeder om het verzoek aan te houden dan wel kortdurend te verlenen zodat de Raad onderzoek kan doen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz.
4.3.
De vader heeft ingestemd met het verzoek van de Raad. Voor de vader is het vooral van belang dat de focus het komende jaar op [naam01] komt te liggen en de hulp die zij nodig heeft, waarbij de externe factoren om haar heen zo veel mogelijk worden beperkt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderrechter onderschrijft de door de Raad en de ouders naar voren gebrachte zorgen over [naam01] . De zorgen liggen met name in de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam01] , het zelfdestructieve gedrag dat zij vertoont en de ingewikkelde gezinsrelaties met hieraan verwante problematiek. Ondanks dat de moeder op dit moment aangeeft open te staan voor hulpverlening vindt de kinderrechter de inzet van gedwongen hulpverlening noodzakelijk omdat zij daarin wisselend gedrag laat zien. Tijdens het raadsonderzoek heeft de moeder immers geen informatie over [naam01] willen delen en zij heeft op momenten niet willen meewerken aan de hulpverleningsgesprekken voor [naam01] . Op dit moment is er wel contact tussen de moeder en [naam01] , maar hun onderlinge relatie is moeizaam. Daarbij komt dat de verstandhouding tussen de ouders – die gezamenlijk het gezag dragen – onderling verstoord is. De vader heeft al acht jaar geen contact meer gehad met [naam01] .
5.3.
De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij [naam01] betrokken wordt die haar belangen behartigt en die regie voert over de hulpverlening. Gelet op de complexe problematiek en de naderende meerderjarigheid van [naam01] is het noodzakelijk dat er eveneens een plan wordt gemaakt voor de langere termijn, waarin wordt gekeken welke behandeling [naam01] na haar achttiende nodig heeft. De kinderrechter zal het verzoek tot de ondertoezichtstelling toewijzen tot de datum waarop [naam01] meerderjarig wordt.
5.4.
De kinderrechter gaat voorbij aan het betoog van de moeder dat een ondertoezichtstelling alleen maar contraproductief zal werken, omdat dit – in haar visie –
zal leiden tot meer bureaucratie en langere processen. Nu de gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn, ligt het op de weg van de moeder om met concrete feiten of voorbeelden te onderbouwen waarom in het specifieke geval van [naam01] de ondertoezichtstelling niet effectief zou zijn. Dat heeft de moeder met deze algemene stelling niet gedaan.
5.5.
Daarnaast verleent de kinderrechter ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] . Alle betrokkenen zijn het eens dat [naam01] kampt met ernstige problematiek en [naam01] ontvangt daarvoor een intensieve behandeling bij [naam05] (de [naam04] ). Tijdens het gesprek met [naam01] is gebleken dat de [naam04] voor haar een vertrouwde plek is geworden. De [naam04] sluit daarnaast aan bij de problematiek van [naam01] . De kinderrechter zal daarom de verzochte machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor een jeugdhulpaanbieder toewijzen tot de datum waarop [naam01] meerderjarig wordt.
5.6.
De moeder heeft de kinderrechter verzocht de machtiging uithuisplaatsing af te wijzen, althans aan te houden om te bezien of een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) is aangewezen om ernstig levensgevaar voor [naam01] af te wenden. Volgens de moeder zou een dergelijke zorgmachtiging een betere basis bieden voor [naam01] , onder andere omdat er in dat kader betere mogelijkheden zouden zijn om de veiligheid en de rechtspositie van [naam01] te waarborgen. De kinderrechter merkt daarover allereerst op dat – kennelijk – op dit moment door de behandelaars geen grond wordt gezien voor een langer verblijf in een gesloten setting. De kinderrechter vindt het zeer in het belang van [naam01] dat zij voorlopig bij [naam05] , een voor haar vertrouwde plek, kan blijven. De te verlenen machtiging biedt de noodzakelijke juridische grond voor haar verblijf bij [naam05] . Vanuit die setting kan worden bezien of een (eventueel voorwaardelijke) zorgmachtiging op grond van de Wvggz op de langere termijn geïndiceerd en/of meer passend zou zijn voor [naam01] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 21 augustus 2023 tot 13 augustus 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 augustus 2023 tot 13 augustus 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2023 door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 4 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.