ECLI:NL:RBDHA:2023:13391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
C/09/646579 / JE RK 23-831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De kinderrechter heeft eerder, op 6 juli 2020, de ondertoezichtstelling ingesteld, die sindsdien meerdere keren is verlengd. De laatste verlenging was tot 18 augustus 2023. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van één jaar, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam01]. De moeder van [naam01] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, waarbij zij stelt dat de ondertoezichtstelling niet heeft geleid tot verbetering en dat [naam01] beter bij haar thuis kan wonen. De vader steunt het verzoek van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft na de mondelinge behandeling geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 augustus 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 18 februari 2024. Tevens is er een verzoek gedaan aan de gecertificeerde instelling om voor de volgende zitting een schriftelijke rapportage over het perspectief van [naam01] aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/646579 / JE RK 23-831
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R. Shahbazi te Den Haag,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats02] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 juli 2020 [naam01] onder toezicht gesteld van 6 juli 2020 tot 6 juli 2021.
1.2.
Bij beschikking van 5 juli 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 6 juli 2022.
1.3.
Bij beschikking van 7 juni 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd tot 6 juli 2023 en is een machtiging verleend [naam01] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van 21 juni 2022 tot 21 december 2022.
1.4.
Bij beschikking van 8 december 2022 is een machtiging verleend [naam01] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 juli 2023.
1.5.
Bij beschikking van 4 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechterbank de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd van 6 juli 2023 tot 6 augustus 2023 en voor dezelfde duur een machtiging verleend [naam01] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.6.
Bij beschikking van 25 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd van 6 augustus 2023 tot 18 augustus 2023. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
1.7.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • voornoemde beschikking van 25 juli 2023;
  • het verweerschrift van de advocaat van de moeder;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling.
1.8.
Op 17 augustus 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader bijgestaan door [naam05] , tolk in de Perzische taal;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam04] namens de gecertificeerde instelling.
1.9.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 4 juli 2023.

3.Het verzoek

3.1.
Het aangehouden verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van één jaar.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [naam01] vertoont internaliserend gedrag, waarbij zij zich somber voelt, terugtrekt en kan overgaan tot automutilatie. De afgelopen periode is sprake geweest van minder schoolverzuim. Het lukt [naam01] beter mee te komen op school. Komend schooljaar begint zij aan HAVO 4 en zal zij opnieuw ondersteuning en begeleiding ontvangen van haar trajectcoach op school. Het contact tussen [naam01] en de moeder is momenteel verstoord. Er is sprake van een intergenerationeel trauma tussen [naam01] en de moeder, en er is een patroon van aantrekken en afstoten zichtbaar. De moeder is niet in staat om [naam01] de emotionele steun te bieden die zij nodig heeft en heeft geen vertrouwen in de hulpverlening. De moeder raakt hierdoor steeds verder uit contact met de gecertificeerde instelling. Voor de vader is het – mede gelet op zijn niet-aangeboren hersenletsel – lastig om aan te sluiten bij hetgeen [naam01] nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Het perspectief ligt voor nu bij een gespecialiseerd gezinshuis dichtbij de woon- en schoolomgeving van [naam01] . De moeder en [naam01] hebben de aanmelding voor het gespecialiseerde gezinshuis niet ondertekend. Er is besloten om een tweesporenbeleid in te zetten. Enerzijds volgt de gecertificeerde instelling het proces rondom de mogelijke plaatsing van [naam01] in een gespecialiseerd gezinshuis, en anderzijds gaat de gecertificeerde instelling in gesprek met betrokkenen om te kijken welke andere opties met betrekking tot het perspectief van [naam01] passend zijn. De gecertificeerde instelling geeft ter zitting aan dat een opvoedingsomgeving weerstand opwekt bij [naam01] en dat zij bang is om hierin te falen. Op dit moment ontvangt [naam01] geen behandeling. [naam01] heeft op dit moment twee mentoren en een coach vanuit Jeugdformaat. Er is onderling contact tussen de hulpverlening en eerdere behandelaren vanuit Youz in het kader van het creëren van een ‘mentaliserende’ omgeving rondom [naam01] . De gecertificeerde instelling is van mening dat het goed zou zijn als de moeder weer contact krijgt met de systeemtherapeut van Youz om te kijken wat de moeder nodig heeft in het contact met [naam01] . Ter zitting voert de gecertificeerde instelling aan dat een gesprek gepland staat tussen de moeder en de systeemtherapeut.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder geeft aan al veel geprobeerd te hebben via verschillende instanties. De jarenlange ondertoezichtstelling heeft niet geleid tot een ander patroon bij [naam01] en de ouders. Ook is de beloofde hulp en begeleiding na de uithuisplaatsing van [naam01] niet verleend. De moeder geeft aan dat zij bij een psycholoog loopt en hiervan veel steun ervaart. De moeder geeft aan lastig in contact te kunnen komen met de vader. Volgens de moeder verblijft [naam01] – zonder enig toezicht - meerdere momenten per week bij de vader. Bij de vader is het niet veilig en wordt [naam01] niet begrensd. De moeder ervaart dat [naam01] de afgelopen periode alleen maar achteruit is gegaan en zij vindt het daardoor lastig om emotionele toestemming te geven. Zij is van mening dat [naam01] beter weer bij haar thuis kan wonen, omdat zij haar een veilige leefomgeving kan bieden. Jeugdformaat heeft zich wat de moeder betreft onvoldoende vaardig getoond om de moeder en [naam01] te kunnen helpen. De moeder vraagt primair om afwijzing van het verzochte en subsidiair om verlenging van de ondertoezichtstelling voor drie maanden en om [naam01] middels een netwerkplaatsing bij de tante moederszijde te plaatsen.
4.2.
De vader stemt in met het verzochte. Hij is tevreden over de samenwerking met de betrokken jeugdbeschermer.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daartoe wordt als volgt overwogen. De kinderrechter constateert dat nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van [naam01] . Het is belangrijk dat de relatie tussen [naam01] en de moeder verbetert en dat negatieve patronen worden doorbroken. De kinderrechter overweegt verder dat het van belang is dat [naam01] en de moeder behandeling krijgen voor het verwerken van gebeurtenissen uit het verleden. Aangezien er tijd nodig is om de zorgen over [naam01] weg te nemen, acht de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden. De kinderrechter wijst het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook toe als verzocht.
5.2.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. De kinderrechter acht het van belang dat de plaatsing bij het logeerhuis vooralsnog wordt gecontinueerd zodat de nu vijftienjarige [naam01] de komende tijd met de rust en stabiliteit die zij ervaart bij het logeerhuis aan haar doelen kan werken. De kinderrechter is er op dit moment niet van overtuigd dat een thuisplaatsing bij de moeder of een netwerkplaatsing bij de tante moederszijde in het belang van [naam01] is. Immers, in de verhouding met de moeder is sprake van veel ruzie en een patroon van afstoten en aantrekken terwijl [naam01] zelf aangeeft dat zij het liefste snel zelfstandig wil wonen. Met de gecertificeerde instelling is de kinderrechter echter van oordeel dat meer zelfstandigheid pas aan de orde kan komen als de omstandigheden waaronder [naam01] opgroeit voldoende veilig zijn en zij daarnaast heeft kunnen profiteren van individuele behandeling en systeemtherapie. Over de vraag in welk kader dit alles kan plaatsvinden moet de komende maanden dringend meer duidelijkheid komen. De gecertificeerde instelling volgt een tweesporenbeleid, waarbinnen enerzijds wordt bezien of een verblijf in een gespecialiseerd gezinshuis (op korte termijn) tot de mogelijkheden behoort en anderzijds naar andere passende opties wordt gezocht. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen voor zes maanden en aan te houden voor het overige. In dit verband verzoekt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om twee weken voorafgaand aan de volgende zitting een schriftelijke rapportage over het perspectief van [naam01] aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen.
5.3.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] van 18 augustus 2023 tot 18 augustus 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 18 februari 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige
aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór 18 februari 2024;
verzoekt de gecertificeerde instelling om
uiterlijk twee weken voorafgaand aan voormelde zittingeen schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te doen toekomen, waaruit duidelijk wordt of het verzoek wordt gehandhaafd en zo ja, waarom;
gelast de griffier tegen voormelde zittingsdatum op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
  • de vader;
  • de moeder;
  • de advocaat van de moeder: mr. R. Shahbazi.
  • [naam01] voor het kindgesprek.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023 door mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 5 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.