ECLI:NL:RBDHA:2023:13367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
NL23.17636 en NL23.17637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Somalische alleenstaande man in het kader van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.17636 en NL23.17637, waarbij de rechtbank de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft beoordeeld. Eiser, een Somalische man geboren in 1988, had op 8 februari 2023 in Nederland asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn overdracht aan België te verbieden totdat op het beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 17 juli 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn situatie toegelicht. Hij heeft aangegeven dat hij in België onderdak heeft gehad in een daklozencentrum, maar ook op straat heeft geleefd. De rechtbank heeft overwogen dat de Belgische autoriteiten zelf erkennen dat de opvangsituatie problematisch is en dat er geen garantie is dat Dublinclaimanten onmiddellijk opvang krijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op dat moment duizenden mensen op straat leven en dat de situatie al maanden aanhoudt. De rechtbank concludeert dat België op dit moment niet in staat is om alle Dublinclaimanten adequate opvang te bieden, en dat eiser bij overdracht aan België in een situatie kan komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.511,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.17636 (beroep)
NL23.17637 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

[v nummer]
(gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de overdracht aan België te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is ter zitting verschenen [naam] , tolk in de taal Somali. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiser is op [geboortedatum] 1988 geboren en heeft de Somalische nationaliteit. Hij heeft op 8 februari 2023 in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin staat dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit [naam database] is namelijk gebleken dat eiser op [medio 1] februari 2022 in België een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Om die reden heeft Nederland bij België op [medio 2] maart 2023 een verzoek om terugname gedaan. Op [medio 3] april 2023 zijn de autoriteiten van België hiermee akkoord gegaan.
Oordeel van de rechtbank
3.1
Eiser heeft aangevoerd dat ten aanzien van België niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser volgt uit landeninformatie afkomstig uit objectieve bronnen dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in België structurele tekortkomingen bevatten. Dit zal bij overdracht resulteren in een reëel risico op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest. [4] Eiser heeft tijdens het gehoor bij de AVIM [5] en tijdens het Dublingehoor aangegeven dat hij in België opvang heeft gehad in het daklozencentrum, maar dat hij ook op straat heeft moeten leven. Op de zitting heeft eiser gespecificeerd dat hij in België vaak onder een brug bij het station heeft geslapen. Eiser heeft in zijn aanvullende gronden brieven van de Belgische autoriteiten van [medio 4] maart 2023 en [medio 5] maart 2023 overgelegd met informatie over de huidige opvangomstandigheden in België.
3.2
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat België zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in België een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. Verweerder heeft verwezen naar de omstandigheid dat eiser tijdens zijn verblijf in België onderdak heeft gehad in een daklozencentrum. Op de zitting heeft verweerder erkend dat de situatie in België voor alleenstaande mannen niet gunstig is. Die krijgen namelijk niet onmiddellijk opvang zoals families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Volgens verweerder zijn deze tekortkomingen echter niet structureel en halen ze de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid niet.
3.3
De rechtbank volgt verweerder niet in dit betoog. De rechtbank stelt voorop dat de Belgische autoriteiten zelf erkennen hoe problematisch de huidige opvangsituatie is. Zij geven in de door eiser overgelegde brieven expliciet aan dat ze niet kunnen garanderen dat Dublinclaimanten onmiddellijk een opvangplaats krijgen. In de brief van [medio 4] maart 2023 wordt uitgelegd dat personen die niet onmiddellijk opvang krijgen, zich kunnen inschrijven op een wachtlijst. Uit de nadere informatie van [medio 5] maart 2023 blijkt dat er op dat moment 2.750 personen op de wachtlijst staan en dat de algemene wachttijd erg is opgelopen. Het kan soms meer dan zes maanden duren voordat iemand op de wachtlijst wordt geholpen. In afwachting van een opvangplaats kan een aantal van hen terecht bij de noodopvang. Dit is volgens de rechtbank een duidelijk teken dat niet iedereen (en dus ook niet alle Dublinclaimanten) opvang kan krijgen. Het duidt er in ieder geval niet op dat sprake is van een verbetering van de situatie. De brieven vermelden verder dat mensen zonder huisvestingsoplossing een lijst krijgen van hulpinitiatieven, maar door een gebrek aan registratie is het voor de Belgische autoriteiten niet mogelijk om te zeggen hoeveel personen op geen enkele manier opvang krijgen. Verweerder heeft op de zitting verwezen naar voornoemde hulpinitiatieven, zoals het daklozencentrum waar eiser opvang heeft gehad, maar de rechtbank benadrukt dat het de taak van de Belgische autoriteiten is om in opvang te voorzien. Daarbij is van belang dat uit de beschikbare informatie niet blijkt dat er daadwerkelijk plek zal zijn voor eiser bij deze hulpinitiatieven. Uit de overgelegde stukken blijkt juist dat een groot aantal mensen op straat terechtkomt. Eiser heeft verklaard dat hem dit ook is overkomen: hij heeft in België op straat moeten leven en heeft vaak onder een brug bij het station geslapen. Gelet op deze informatie concludeert de rechtbank dat België op dit moment niet alle Dublinclaimanten opvang kan bieden en dat het op dit moment onduidelijk is hoeveel asielzoekers op geen enkele manier opvang krijgen. Uit de overgelegde stukken en informatie blijkt in ieder geval dat dit niet om enkele personen gaat. Zo wordt in de verschillende stukken gesproken over honderden of zelfs duizenden personen die op straat terechtkomen. Dit is bovendien een situatie die al enkele maanden aan de gang is. In het AIDA-rapport [6] waar eiser naar heeft verwezen staat dat mannelijke Dublinclaimanten systematisch worden uitgesloten van het opvangnetwerk en dat zij een procedure bij de arbeidsrechtbank moeten starten die vaak vier tot vijf maanden duurt om opvang af te dwingen. De rechtbank wijst tot slot op de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel van 29 juni 2023, waarin is geoordeeld dat de Belgische Staat en Fedasil [7] niet voldoende doen om de opvangcrisis op te lossen en dat zij hiermee de Opvangrichtlijn schenden. [8]
3.4
Verweerder heeft geen informatie naar voren gebracht die recenter is dan de informatie uit de brieven van [medio 4] en [medio 5] maart 2023. Niet valt daarom uit te sluiten dat eiser bij overdracht aan België in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De onzekerheid over de vraag of eiser op straat zal belanden en daarmee in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht zal komen, kan niet voor zijn rekening en risico komen. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij voor eiser bij België kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank benadrukt dat deze conclusie specifiek ziet op de situatie van eiser als alleenstaande, niet-kwetsbare, meerderjarige man. Uit de informatie van de Belgische autoriteiten volgt namelijk dat voorrang wordt gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen.
Conclusie
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5. Omdat met deze uitspraak op het beroep is beslist, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.17636:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL23.17637:
- wijst het verzoek af.
De rechtbank / voorzieningenrechter, in beide zaken:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
5.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
6.Asylum Information Database, Country Report: Belgium (2022 update).
7.Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers.
8.Het Nieuwsblad, ‘Brusselse rechtbank veroordeelt België voor aanpak opvangcrisis’, 5 juli 2023.