ECLI:NL:RBDHA:2023:13314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
NL23.23470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in het kader van Dublinoverdracht naar Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel eiser voor te bereiden op een mogelijke overdracht aan Kroatië onder de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel onrechtmatig is, omdat deze niet schriftelijk is toegelicht in een voor hem begrijpelijke taal, wat volgens hem een gebrek oplevert. De rechtbank oordeelt echter dat, hoewel er inderdaad een gebrek is, dit niet leidt tot de onrechtmatigheid van de maatregel, aangezien eiser in staat was om beroep in te stellen en bijstand te krijgen van zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de grondslag voor de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, omdat eiser geregistreerd is in Kroatië, wat een indicatie is dat de Dublinverordening van toepassing is. De rechtbank wijst erop dat de jurisprudentie over de overdracht aan Kroatië niet eenduidig is, maar dat er geen reden is om aan te nemen dat de overdracht niet mogelijk is. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring voldoende is gemotiveerd en dat er geen lichter middel beschikbaar is, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelt de staatssecretaris wel in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23470

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. van Beek-Nikitina. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat de maatregel niet overeenkomstig de voorschriften van artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is uitgereikt nu deze niet schriftelijk is toegelicht in een taal die voor eiser begrijpelijk is. Hiermee is de maatregel volgens eiser onrechtmatig. De rechtbank volgt eiser dat de maatregel niet schriftelijk is toegelicht en dat er dus sprake is van een gebrek. Dit leidt echter niet zonder meer tot de onrechtmatigheid van de maatregel. Immers, eiser heeft beroep kunnen instellen tegen de maatregel en is bijgestaan door zijn gemachtigde. Daardoor is eiser door het gebrek niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank ziet dan ook aanleiding het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [1] te passeren.
2. De grondslag van de maatregel is gebaseerd op de aanname dat eiser aan Kroatië zal worden overgedragen. Uit de jurisprudentie volgt volgens eiser echter dat in het geval van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit maakt dat overdracht naar Kroatië volgens eiser niet mogelijk is en dat ook een maatregel niet op deze grondslag kan worden gebaseerd. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken is dat eiser is geregistreerd in Kroatië. Dit is een concrete indicatie dat de Dublinverordening [2] op eiser van toepassing, zodat de maatregel op de juiste grondslag berust. De omstandigheid dat de vreemdelingenrechter recent besluiten tot overdracht van asielzoekers aan Kroatië heeft vernietigd, omdat in die zaken niet voldoende was onderzocht of in het geval van Kroatië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, leidt niet tot een andere uitkomst. De rechtspraak op dit punt is ten eerste niet eensluidend. Verder is niet uitgesloten dat – na aanvullend onderzoek - alsnog geldige overdrachtsbesluiten kunnen worden genomen. Ten aanzien van eiser is nog geen overdrachtsbesluit tot stand gekomen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond 3i niet op eiser van toepassing is, omdat hij geen terugkeerverplichting heeft. Er is in het geval van eiser sprake van een mogelijke overdracht op grond van de Dublinverordening. Dat leidt niet tot de verplichting van eiser om terug te keren. De Terugkeerrichtlijn is niet van toepassing. Nu de overige gronden wel feitelijk juist zijn en voldoende onderbouwd, moet niettemin worden vastgesteld dat de maatregel berust op voldoende gronden.
5. In de maatregel is voldoende gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend is toe te passen. Immers, het risico op onttrekking is een gegeven gelet op de gronden van maatregel. Daarbij heeft eiser niet voldoende middelen om zijn vertrek te bekostigen, zodat moet worden aangenomen dat hij niet zelfstandig zal (kunnen) vertrekken naar Kroatië. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de maatregel voor eiser als onevenredig bezwarend moet worden beschouwd. Dat de maatregel de volgens eiser ongefundeerde opmerking bevat dat eiser bij gebrek aan middelen van bestaan in criminaliteit zal raken, leidt niet tot een andere uitkomst. Deze opmerking heeft geen zelfstandige betekenis.
6. De rechtbank ziet ambtshalve [5] ook geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Gelet op het geconstateerde gebrek veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.