ECLI:NL:RBDHA:2023:13310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
AWB 22/5997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van familierelatie en economische binding

In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit, op 12 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland om meneer [naam referent] te bezoeken. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 24 mei 2022 afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een visum voldeed. De minister stelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd van het doel van zijn verblijf en dat hij niet kon aantonen dat hij Nederland tijdig zou verlaten. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 7 juni 2023 de zaak heeft behandeld. Eiser was niet aanwezig, maar zijn referent was wel aanwezig. Eiser stelde dat hij zijn familierelatie met de referent had aangetoond door middel van geboorteakten en een verklaring van verwantschap. Daarnaast beweerde hij dat hij een sterke economische binding met Marokko had, omdat hij een bedrijfspand huurt en handelt in groente en fruit. De rechtbank moest beoordelen of de minister de visumaanvraag terecht had afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat de minister de afwijzing van de visumaanvraag terecht had gedaan. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd van zijn verblijfsdoel en de minister had een ruime beoordelingsmarge. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde documenten niet voldoende waren om de familierelatie te onderbouwen en dat eiser niet had aangetoond dat hij een sterke economische en sociale binding met Marokko had. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg zijn griffierecht niet vergoed. De rechtbank benadrukte dat de documenten die pas in beroep waren overgelegd, niet konden worden meegenomen in de beoordeling van de aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5997

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] (hierna: eiser)

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: I. Rifi),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, (hierna: de minister)

(gemachtigde: mr. J. van Gils).

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 12 mei 2022 heeft eiser een aanvraag gedaan voor een visum voor kort verblijf in Nederland. Eiser wil in Nederland meneer [naam referent] bezoeken. Meneer [naam referent] is de zogeheten referent in deze zaak.
2. De minister heeft de aanvraag afgewezen op 24 mei 2022, omdat niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een visum is voldaan. Dit is bekendgemaakt aan eiser op 30 mei 2022. Volgens de minister heeft eiser het doel en de omstandigheden van zijn voorgenomen verblijf in Nederland onvoldoende aangetoond. Ook kan volgens de minister niet worden vastgesteld dat eiser Nederland echt weer zal verlaten voordat de geldigheid van zijn visum is verlopen. De minister vindt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij een zodanige sterke sociale en economische binding heeft met Marokko, dat hij op tijd zal terugkeren. [1]
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het visum. Dit bezwaar is door de minister in het bestreden besluit [2] kennelijk ongegrond verklaard. Dit betekent dat de minister heeft besloten bij de afwijzing van het visum te blijven, zonder eiser vooraf te horen. Dit heeft de minister gedaan omdat volgens hem nog steeds niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een visum is voldaan.
4. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
5. De rechtbank heeft de zaak op 7 juni 2023 op de zitting in Breda met partijen besproken. Eiser verblijft zelf nog in Marokko en was dus niet aanwezig. Wel was meneer [naam referent] aanwezig als vervanger voor de gemachtigde van eiser. Namens de minister was mr. Van Gils aanwezig.

Waarover moet de rechtbank beslissen?

6. De rechtbank moet beoordelen of de minister de visumaanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
7. Eiser is van mening dat hij zijn familierelatie met referent wel heeft aangetoond met de geboorteakten van hen beiden en een verklaring van verwantschap, een zogeheten “Attestation de lien de parent”. Eiser heeft ook de geboorteakte van zijn oom en van de moeder van referent overgelegd. Daarnaast is eiser van mening dat hij voldoende heeft aangetoond dat hij een economische binding heeft met Marokko, omdat eiser daar een bedrijfspand huurt en dit pand niet voor langere tijd kan verlaten. Op de zitting heeft zijn gemachtigde verder nog uitgelegd dat eiser handelt in groente en fruit. Eiser moet in de winkel zijn, omdat hij de enige is die de winkel kan openen. Daarnaast heeft hij de inkomsten, die hij hierdoor krijgt, nodig om de reis te bekostigen. Verder heeft de gemachtigde de familierelaties verder uitgelegd en geeft hij aan dat eiser een zorgtaak heeft voor zijn moeder. Dit bewijst volgens eiser dat hij op tijd zal terugkeren naar Marokko.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

8. Het oordeel van de rechtbank is dat de minister het visum heeft kunnen afwijzen, omdat eiser het verblijfsdoel onvoldoende heeft aangetoond en niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een voldoende sterke economische en sociale band is met Marokko. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.
9. In de Visumcode staat dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om het verblijfsdoel aannemelijk te maken. De minister heeft een ruime beoordelingsmarge bij het beoordelen van de vraag of dat is gebeurd. [3] Dit betekent dat de rechtbank de beoordeling van de minister terughoudend moet toetsen. Dat wil zeggen dat de rechtbank niet zijn eigen beoordeling in de plaats van die van de minister mag stellen, maar moet beoordelen of de minister het bestreden besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid en voldoende heeft gemotiveerd. Bij deze beoordeling wordt gekeken naar het moment van het bekendmaken van het bestreden besluit.
10. Uit de door eiser overgelegde geboorteakten van hem en referent blijkt niet wat de familierelatie tussen hen is. De attestation de lien de parent heeft de minister onvoldoende mogen vinden om de relatie te onderbouwen, omdat deze wordt opgesteld met de gegevens die worden opgegeven door degene die dit document aanvraagt. Bij het maken van bezwaar heeft eiser geen nieuwe stukken overgelegd om de gestelde relatie te onderbouwen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de minister de visumaanvraag van eiser (ook na bezwaar) heeft kunnen afwijzen, omdat hij het verblijfsdoel niet heeft aangetoond.
De geboorteakten van de moeder van referent en de oom van eiser zijn pas in beroep overgelegd. Deze documenten heeft de minister dus niet kunnen betrekken bij de beoordeling van de aanvraag en het bezwaar van eiser. Als eiser wil dat de minister deze documenten alsnog beoordeeld, zal hij een nieuwe aanvraag moeten doen.
11. Daarnaast mocht de minister zich op het standpunt stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser een sterke economische en sociale binding heeft met Marokko. Eiser heeft bij de aanvraag en het bezwaar niet aangegeven dat hij een zorgtaak had voor zijn moeder. Ook heeft hij geen documenten overgelegd waaruit blijkt wat de bedrijfsactiviteiten zijn en wat de opbrengsten daaruit zijn. Ook heeft eiser in bezwaar niet uitgelegd waarom zijn aanwezigheid in Marokko noodzakelijk is voor het bedrijf. Pas tijdens de zitting is uitgelegd dat eiser handelt in groente en fruit en dat hij de winkel moet openen en sluiten. Ook is toen pas gesteld dat hij voor zijn inkomen afhankelijk is van het bedrijf. Nu dit pas in beroep is uitgelegd heeft de minister deze informatie niet kunnen betrekken bij zijn beoordeling van de aanvraag en het bezwaar. De minister heeft de aanvraag van eiser voor een visum ook om die reden kunnen afwijzen.
12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het door hem betaalde griffierecht niet vergoed. Ook zijn er geen proceskosten die aan eiser vergoed moeten worden..

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, op 29 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit zijn de afwijzingsgronden van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel ii en onderdeel b van de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009).
2.Het besluit van 9 september 2022 waartegen eiser beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
3.Dat staat in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862 (Koushkaki tegen Duitsland).