ECLI:NL:RBDHA:2023:13232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
SGR 23 / 2171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang door wegslepen en in bewaring stellen van een auto met verhaal van kosten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de bestuursdwang die is toegepast door het wegslepen en in bewaring stellen van zijn auto. De auto van eiser werd op 7 december 2022 weggesleept, nadat verkeersborden waren geplaatst die aangaven dat de parkeervakken op die datum vrijgehouden dienden te worden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de verkeersborden voldoende waarneembaar waren en dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het opmerken van de verkeersregels. De rechtbank concludeert dat de bestuursdwang terecht is toegepast en dat de kosten voor het wegslepen van de auto terecht op eiser zijn verhaald. Eiser had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van kostenverhaal moest worden afgezien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Essakili),

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het op kosten van eiser doen wegslepen en overbrengen van zijn auto.
1.1.
Op 7 december 2022 is de auto van eiser weggesleept en in bewaring gesteld. Het door eiser ingestelde bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Tegen dit bestreden besluit richt zich het beroep dat eiser heeft ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op 6 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten een zitting niet nodig te vinden en aan partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 2 december 2022 zijn verkeersborden geplaatst in de [straat] in de gemeente Den Haag, onder andere aan weerszijden van een rij parkeervakken. De verkeersborden waren van het type E4 en voorzien van onderborden met daarop de tekst: “uitgezonderd 7-12-2022 i.v.m. werkzaamheden.” Hiermee werd aangeduid dat de betreffende parkeervakken op 7 december 2022 dienden te worden vrijgehouden. Een van de verkeersborden stond kort achter het parkeervak naast het vak waar eiser op 7 december 2022 zijn auto parkeerde.
3. De aanwezigheid van de auto van eiser is op 7 december 2022 vastgesteld door twee toezichthouders. Zij hebben hun bevindingen vastgelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Volgens het proces-verbaal is tevergeefs geprobeerd in contact te komen met de kentekenhouder. Hierop is terstond bestuursdwang toegepast, door het wegslepen en in bewaring stellen van de auto.
4. Het besluit tot toepassing van bestuursdwang en de vaststelling van de daarmee gemoeid zijnde kosten, is vervolgens op schrift gesteld en op 16 december 2022 aan eiser bekendgemaakt.
Wat vinden partijen in beroep?
5. Eiser zegt de aanwezigheid van de borden niet te hebben opgemerkt. Waarschijnlijk heeft hij op 4 december 2022 naast een bestelauto geparkeerd, die hem het zicht moet hebben belemmerd. Bovendien moeten de borden te laag zijn aangebracht; in de buurt staan vaker borden op een lagere hoogte dan wettelijk is voorgeschreven. Op 7 december 2022 was eiser niet thuis, maar het is betwijfelen of de toezichthouder wel langs is geweest omdat er geen bericht in de brievenbus lag. De toezichthouder heeft waarschijnlijk een oud telefoonnummer gebeld. De auto is overigens de tweede auto van eiser; als hij deze auto dagelijks zou gebruiken, had hij zeker een bord gezien.
6. Verweerder vindt dat de verkeersborden voldoende waarneembaar waren. Er waren meerdere van dezelfde borden in de straat geplaatst, onder andere aan beide zijden van de rij vakken waar de auto van eiser zich bevond. Elke verkeersdeelnemer moet zich ervan vergewissen wat de verkeersregels zijn en wat op een plaatselijk verkeersbord is aangegeven. Dat eiser de aanwezigheid van de borden niet zou hebben gezien, komt voor zijn risico. Verder mocht verweerder afgaan op het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. De bestuursdwang is terecht toegepast. Er is geen reden af te zien van kostenverhaal of de kosten te matigen.
Het oordeel van de rechtbank
7. Het staat vast dat de auto van eiser op 7 december 2022 werd aangetroffen op een plaats waar een parkeerverbod gold. Tegen deze overtreding [1] mocht terstond bestuursdwang worden toegepast door het overbrengen en in bewaring stellen van de auto. [2]
8. Gelet op het algemeen belang was verweerder in beginsel ook tot handhaving verplicht. Dat was slechts anders geweest als zich bijzondere omstandigheden hadden voorgedaan. Daarvan had sprake kunnen zijn als handhavend optreden onevenredig zou zijn geweest in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. In de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden kan geen reden worden gevonden om te oordelen dat verweerder van handhaving had moeten afzien.
9. Bestuursdwang en kostenverhaal gaan als regel samen. [3] Voor het maken van een uitzondering hierop kan aanleiding bestaan als de aangeschrevene geen verwijt valt te maken en als bij het ongedaan maken van de strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten komen. Ook andere, bijzondere omstandigheden kunnen het bestuursorgaan dwingen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal.
Voor een dergelijke uitzondering is hier geen plaats.
In dat verband stelt de rechtbank voorop, dat van de weggebruiker oplettendheid mag worden verwacht over de plaatselijk geldende verkeersregels, waaronder een tijdelijk parkeerverbod. De borden waren aan beide zijden van de rij parkeervakken geplaatst. Vlak achter het naastgelegen vak waar eiser parkeerde stond een bord. Dit had eiser kunnen waarnemen. Daarbij stelt hij zelf, dat hij het bord zeker zou hebben gezien als hij de auto dagelijks had gebruikt. Het onopgemerkt blijven van het bord lag dus aan zijn eigen alertheid en niet aan de toestand van het bord.
Overigens is ook niet gebleken dat de borden te laag waren geplaatst. De borden die op de door eiser ingebrachte foto’s zijn afgebeeld, bevinden zich in een andere straat en zijn op een ander moment gemaakt. Daaruit blijkt niets over de hoogte van de borden aan de [straat] op 7 december 2022.
Dat eiser op het moment van de constatering van de overtreding niet thuis en niet goed bereikbaar was, komt voor zijn risico. Er is geen reden te twijfelen aan het proces-verbaal, waaruit naar voren komt dat de toezichthouders contact met de kentekenhouder hebben gezocht.
Voor verweerder waren er dan ook geen redenen van kostenverhaal af te zien.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. De bestuursdwang is terecht toegepast en de kosten zijn terecht op eiser verhaald. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 24 lid 1 onder 3° Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
2.Artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 170 Wegenverkeerswet 1994 en artikel 5:31 lid 2 Algemene wet bestuursrecht.
3.Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 17 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI8487.