ECLI:NL:RBDHA:2023:13102

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
NL21_18705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Azerbeidzjaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1964, diende op 15 juli 2020 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 november 2021 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser beoordeeld, die onder andere stelde dat hij problemen had met de Azerbeidzjaanse autoriteiten vanwege zijn werkzaamheden voor veteranen van de Afghaanse- en Karabach oorlog.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er een uitreisverbod tegen hem is uitgevaardigd, ondanks zijn claim dat hij sinds 2017 niet meer naar Azerbeidzjan kan reizen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser vaag en summier zijn, en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn relaas te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat eiser in de periode van 1998 tot 2016 meerdere keren legaal naar Azerbeidzjan is gereisd, wat zijn claim over een uitreisverbod ondermijnt. Bovendien heeft eiser geen documenten overgelegd die zijn stellingen ondersteunen, en zijn verklaringen zijn tegenstrijdig.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de Staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond, wat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier B.L. Kosterman - Meijer, en is openbaar gemaakt op 30 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18705
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer] , (gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1964. Hij heeft op 15 juli 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 2 november 2021 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dat besluit.
3. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L.V. Christova als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in 1994 met enkele kameraden een bedrijf heeft opgericht om hulpgoederen te vervoeren voor veteranen van de Afghaanse- en Karabach oorlog. Op een gegeven moment kwam hij erachter dat er wapens werden vervoerd bij deze hulpgoederen, waarna hij rond eind 1994 of begin 1995 een klacht
heeft ingediend bij het comité staatsveiligheidsdienst. Eind 1995 is eiser naar eigen zeggen aangehouden bij een weginspectie, waarbij de politie hem een pakketje liet zien waardoor het leek alsof hij drugs had vervoerd. Eiser is daarop meegenomen naar het politiebureau waar hij tweeënhalve dag heeft vastgezeten. Op advies van een kolonel heeft hij vervolgens in 1996 Azerbeidzjan verlaten. Vervolgens kwam eiser naar eigen zeggen in 1998 weer terug naar Azerbeidzjan, waarna hij heeft gesproken met de kolonel waar hij eerder mee sprak en die hem opnieuw aanraadde om het land te verlaten. Eiser heeft dit advies opgevolgd en heeft Azerbeidzjan verlaten. Na 1998 is eiser meerdere keren teruggekeerd naar Azerbeidzjan, zonder dat hij daarbij problemen heeft ondervonden omdat hij daar dan altijd voor korte tijd verbleef.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
8. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
9. Werkzaamheden bij bedrijf voor de hulp aan veteranen van de Afghaanse- en Karabach oorlog;
10. Deelname aan demonstraties in Azerbeidzjan;
11. Ondervonden problemen naar aanleiding van werkzaamheden bij bedrijf voor hulp aan veteranen van de Afghaanse- en Karabach oorlog;
12. Problemen met ex-echtgenote.
8. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst, de werkzaamheden bij bedrijf en de deelname aan demonstraties geloofwaardig zijn. Dat eiser naar aanleiding van die werkzaamheden problemen heeft ondervonden met de Azerbeidzjaanse autoriteiten en dat de autoriteiten in verband daarmee aan hem een uitreisverbod of andere beperking hebben opgelegd vindt de staatssecretaris echter niet geloofwaardig. Ook de gestelde problemen met eisers ex-echtgenote volgt de staatssecretaris niet. De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
De beroepsgronden
9. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden dat er een uitreisverbod tegen hem is uitgevaardigd door de autoriteiten van Azerbeidzjan. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een dag voor de zitting een screenshot van naar hij stelt een overheidspagina overgelegd waaruit volgens hem volgt dat het uitreisverbod uit 2017 nog steeds geldig is. Het is volgens eiser aannemelijk dat het uitreisverbod te maken heeft met de werkzaamheden die hij heeft verricht.
10. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de goede procesorde zich ertegen verzet om dit document bij de procedure te betrekken, omdat het document niet vertaald is en zeer laat is ingediend. De staatssecretaris verzoekt dan ook om het document buiten beschouwing te laten.
11. De rechtbank is van oordeel dat de goede procesorde zich niet verzet tegen het betrekken van dit document bij de procedure. De staatssecretaris merkt terecht op dat het
document zeer laat is ingediend, maar dat betekent niet per definitie dat het buiten beschouwing moet worden gelaten. Het document ziet niet op een nieuwe beroepsgrond, maar sluit aan bij het eerder door eiser ingenomen standpunt dat een uitreisverbod is opgelegd.
12. Omdat het gaat om een screenshot van een document dat niet is vertaald, is het onduidelijk waar het document op ziet en van wie het afkomstig is. De rechtbank begrijpt verder niet waarom eiser dit document niet eerder in de procedure heeft kunnen brengen. De rechtbank volgt de staatssecretaris dan ook in zijn standpunt dat dit document niet kan dienen als onderbouwing voor de stelling van eiser dat er een uitreisverbod tegen hem is uitgevaardigd.
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris zijn problemen naar aanleiding van werkzaamheden bij het bedrijf voor hulp aan veteranen van de Afghaanse- en Karabach oorlog ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser vindt dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij niet beschikt over bewijsstukken die zijn relaas onderbouwen. Eiser heeft uitgelegd dat hij een usb-stick had waarop dit bewijs stond, maar die is kwijtgeraakt. Verder zijn er en heeft eiser dus ook geen stukken die onderbouwen dat door de veiligheidsdienst een bezoek is gebracht aan zijn zus.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat het aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Als het mogelijk is dan moet hij dat doen door documenten te overleggen. Wanneer er geen documenten zijn zal de staatssecretaris de relevante elementen moeten beoordelen aan de hand van de verklaringen van eiser. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van eiser. Dat eiser geen documenten (meer) heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas betekent dus niet per definitie dat het relaas ongeloofwaardig is. De staatssecretaris heeft dat als zodanig ook niet gesteld. De rechtbank volgt de staatssecretaris echter wel op het punt dat het bevreemdingwekkend is dat eiser enerzijds verklaart dat hij al jaren documenten verzamelt op een usb-stick ter onderbouwing van zijn relaas, en dat hij zich anderzijds niet meer kan herinneren waar hij die usb-stick heeft gelaten of hoe hij deze is kwijtgeraakt.
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser vaag en summier heeft verklaard over zijn gestelde problemen en dat eiser daarom zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft er niet ten onrechte op gewezen dat het bevreemding wekt dat eiser, nadat hij zou zijn gevlucht, in de periode van 1998 tot en met 2016 meerdere keren naar eigen zeggen legaal Azerbeidzjan is in- en uitgereisd, en dat hij daar toen verschillende lange en korte periodes zonder problemen is verbleven. De stelling van eiser dat hij dan zeer voorzichtig was en dat hij hulp kreeg van anderen maakt dat niet anders. Eiser stelt immers dat hij sinds 1996 op een zwarte lijst stond. De staatssecretaris heeft het ongerijmd mogen vinden dat hij desondanks in de jaren 1998 tot en met 2016 meermalen legaal kon in- en uitreizen. Dat eiser gezocht werd omdat hij op een zwarte lijst zou staan strookt ook niet met de verklaring van eiser op de zitting dat hij in 2016 nog een huis heeft verkocht in Azerbeidzjan en ook niet met zijn stelling dat er pas in 2017 een uitreisverbod aan hem is opgelegd.
16. De staatssecretaris heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiser vaag en summier heeft verklaard over wie hem in diskrediet probeerden te brengen en wat de aanleiding daarvoor is geweest. Eiser vermoedt dat de veiligheidsdienst hierachter zit, maar hij kan dit niet concreet maken. Als de staatssecretaris vraagt waarom eiser dit denkt dan zegt hij “dat als je bekend bent met het systeem, dat je dan weet hoe men beweegt en praat.” De staatssecretaris heeft in dat licht niet ten onrechte overwogen dat de conclusie van eiser is gebaseerd op vermoedens en aannames. De staatssecretaris heeft verder niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser is doorgegaan met zijn werkzaamheden nadat hij door de kolonel gewaarschuwd was dat het wapenvervoer bedoeld was om hem in diskrediet te brengen en zijn bedrijf te sluiten. Gezien het feit dat eiser zelf heeft verklaard dat de Azerbeidjaanse autoriteiten tot veel in staat zijn en gelet op zijn militaire achtergrond heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser het risico nam om toch door te gaan met de werkzaamheden.
17. Ten slotte heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiser ook verder wisselend heeft verklaard over de gestelde problemen. Eiser heeft enerzijds verklaard dat hij na 1996 niet meer is benaderd door de politie en dat hij met rust is gelaten. Anderzijds stelt eiser dat hij op een zwarte lijst stond en dat je dan voortdurend wordt gecontroleerd en in de gaten gehouden. De staatssecretaris heeft aan eiser kunnen tegenwerpen dat deze verklaringen tegenstrijdig zijn.
18. De stelling van eiser dat hij aan geheugenverlies leidt en dat zijn verklaringen in dat licht moeten worden beoordeeld, volgt de rechtbank niet. Uit het door eiser overgelegde overzicht van de huisarts volgt slechts dat eiser meerdere keren heeft aangegeven dat hij problemen heeft met zijn geheugen. Er is echter geen stuk overgelegd waaruit een officiële diagnose van een arts volgt. Het is daarom niet aannemelijk geworden dat eiser door medische problemen niet eenduidig, consistent en volledig kon verklaren. Het beroep slaagt niet.
19. Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij zijn beroepsgronden over het opvragen van identiteitsdocumenten bij de Litouwse autoriteiten en over de problemen met zijn
ex-vrouw laat vallen. De rechtbank zal deze gronden dus verder niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

20. De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman - Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.