ECLI:NL:RBDHA:2023:13099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
NL22_15557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw en haar dochter wegens ongeloofwaardigheid en risico op vrouwelijke genitale verminking

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Nigeriaanse vrouw en haar dochter tegen de afwijzing van hun asielaanvraag. Eiseres, geboren in 1995, heeft op 7 mei 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 20 juli 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 9 augustus 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, evenals een tolk en de gemachtigde van de Staatssecretaris.

Eiseres stelt dat zij op jonge leeftijd is uitgehuwelijkt aan Chief [A], een voodoomedicijnman, en dat zij en haar dochter risico lopen op vrouwelijke genitale verminking bij terugkeer naar Nigeria. De Staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen, omdat hij de verklaringen van eiseres ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is, maar erkent dat er wel proceskostenveroordeling moet plaatsvinden vanwege de wijziging van het besluit tijdens het beroep.

De rechtbank concludeert dat, hoewel aan eiseres en haar dochter een verblijfsvergunning op medische gronden is verleend, er nog steeds belang is bij de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank wijst erop dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbare positie van eiseres en de omstandigheden rondom haar asielrelaas. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de Staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.15557
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
Mede namens haar minderjarige dochter,
[minderjarige] ,V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en haar dochter. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 1995. Zij stelt dat haar dochter is geboren op [geboortedatum 2] 2017. Zij heeft op 7 mei 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 20 juli 2022 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Daarbij is ook bepaald dat geen verblijfsvergunning regulier en geen uitstel van vertrek om medische redenen wordt verleend.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, K. Mensa als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet ten onrechte heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag ten grondslag dat zij Nigeria heeft verlaten omdat ze op zesjarige leeftijd uitgehuwelijkt is aan Chief [A] , een voodoomedicijnman. Chief [A] was veel ouder dan eiseres en hij heeft haar verkracht toen zij zestien jaar was. Na de verkrachting heeft eiseres hulp gekregen van madam [B] , die haar naar Europa
heeft gebracht. Madam [B] liet eiseres in de prostitutie werken om het geld van de reis terug te verdienen. Eiseres heeft de helft van het bedrag terugbetaald en is toen gevlucht. Chief [A] en madam [B] hebben eiseres vervolgens gezamenlijk telefonisch bedreigd. Chief [A] en madam [B] hebben ook aangifte tegen eiseres gedaan bij de politie in Nigeria. Eiseres vreest voor Chief [A] en madam [B] . Ook vreest zij dat haar dochter slachtoffer zal worden van vrouwenbesnijdenis als ze gedwongen terug moeten keren naar Nigeria.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Gedwongen huwelijk en problemen met Chief [A] ;
- Problemen met Madam [B] .
5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres gevolgd kunnen worden. Hij vindt het echter ongeloofwaardig dat eiseres gedwongen is om te trouwen met Chief [A] en dat zij als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Ook vindt de staatssecretaris het ongeloofwaardig dat eiseres problemen heeft ondervonden met madam [B] . De staatssecretaris heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Het herziene besluit
6. Op 13 april 2023 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit herzien, in die zin dat aan eiseres en haar dochter alsnog uitstel van vertrek is verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). Bij wijze van uitzondering is door de staatssecretaris aan de dochter van eiseres bij besluit van 1 juni 2023 een reguliere vergunning verleend op medische gronden voor de duur van vijf jaar. De staatssecretaris heeft op de zitting uitgelegd dat het seksueel misbruik van de dochter in het asielzoekerscentrum (AZC) aanleiding is geweest om met toepassing van de menselijke maat de mogelijkheden van artikel 64 Vw in dit geval op te rekken, om haar tot rust te laten komen. Eiseres krijgt als moeder van haar minderjarige dochter volgens een besluit van eveneens 1 juni 2023 een vergunning voor vijf jaar voor verblijf bij haar dochter. Na afloop van deze vergunning kan eiseres voor haarzelf en haar dochter in beginsel voortgezet verblijf aanvragen.
7. Ondanks het feit dat aan eiseres en haar dochter een verblijfsvergunning regulier is verleend zijn partijen het er over eens dat eiseres belang heeft bij de beoordeling van haar asielaanvraag. De rechtbank zal deze zaak daarom inhoudelijk behandelen.
8. Het beroep ziet gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede op de gedeeltelijke herziening van het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna bespreken of het bestreden besluit, zoals herzien bij de besluiten van 13 april 2023 en
1 juni 2023 (het herziene besluit), in stand kan blijven.
De zorgvuldigheid van de asielprocedure
9. Eiseres voert in de eerste plaats aan dat de asielprocedure onzorgvuldig is verlopen. Volgens eiseres heeft de staatssecretaris ten onrechte geen rekening kunnen houden met de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor die zijn ingediend door haar gemachtigde. Daarin stond onder andere dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in het
bijzijn van een Esan-tolk. Eiseres kon de Pidgin-tolk wel verstaan, maar omdat Pidgin niet haar moedertaal is had zij moeite met het vertellen van haar relaas. De staatssecretaris heeft dat onvoldoende erkend. Verder stelt eiseres dat de staatssecretaris bij de gehoren onvoldoende rekening heeft gehouden met haar kwetsbaarheid.
10. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stellingen. Uit het dossier volgt dat de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor door de toenmalige gemachtigde van eiseres gedagtekend zijn op 12 december 2021 maar dat het stuk kennelijk later aan het dossier is toegevoegd. Het is de rechtbank niet bekend wanneer het stuk voor het eerst bij de staatssecretaris is aangekomen. In de correcties en aanvullingen maakt eiseres kritische opmerkingen over de tolk en bespreekt zij haar kwetsbaarheid. Die punten heeft eiseres herhaald in de correcties een aanvullingen op het nader gehoor en de staatssecretaris heeft daar in het voornemen en het bestreden besluit op gereageerd. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij door het gebruiken van een Pidgin-tolk niet goed heeft kunnen verklaren. De verslagen van de gehoren geven geen aanleiding voor die conclusie. Eiseres heeft in de gehoren steeds consistent verklaard dat zij de tolk goed kon verstaan.1 Weliswaar vermeldt zij in het nader gehoor dat haar voorkeur uitgaat naar een Esan-tolk, maar zij zegt ook dat zij geen bezwaar heeft tegen een Pidgin-tolk. Eiseres heeft in de gehoren nergens aangegeven dat zij zich niet goed kon uitdrukken of dat het vertalen niet goed verliep. Voor de conclusie dat de staatssecretaris de gehoren anders had moeten inrichten vindt de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten.
11. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de staatssecretaris bij de beoordeling van haar asielrelaas onvoldoende rekening heeft gehouden met haar kwetsbare positie. Eiseres heeft ten tijde van de gehoren aangegeven dat zij kampte met psychische problemen. Zij heeft daarvoor nooit een arts kunnen zien omdat er toen restricties golden in verband met het coronavirus. Daarna is haar dochter in het AZC seksueel misbruikt. Met deze omstandigheden heeft de staatssecretaris onvoldoende rekening gehouden. Bovendien miskent de staatssecretaris dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel. Voor Nigeriaanse vrouwen is de enige mogelijkheid om naar Europa te komen via mensenhandel. De staatssecretaris heeft onvoldoende rekening gehouden met dit referentiekader.
12. De rechtbank volgt deze stelling van eiseres niet. De staatssecretaris heeft met het herziene besluit gevolg gegeven aan een deel van deze gronden, aangezien hij het seksueel misbruik van de dochter van eiseres in het AZC als doorslaggevend motief noemt om aan eiseres en haar dochter een verblijfsvergunning op medische gronden te verlenen. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel, zodat zij om die reden niet als bijzonder kwetsbaar hoeft te worden aangemerkt. De rechtbank zal daar in overweging 16 nader op ingaan. Dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader bij de beoordeling van het asielrelaas volgt de rechtbank dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
De problemen met Chief [A] en madam [B]
13. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat zij op zesjarige leeftijd is uitgehuwelijkt aan Chief [A] . De
1. Zie onder andere pagina 2 van het aanmeldgehoor #1, pagina 2 en pagina 19 van het aanmeldgehoor #2, en pagina 22 van het nader gehoor.
staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is geworden dat eiseres op jonge leeftijd aan hem was beloofd en dat zij dat pas in haar puberteit heeft geweten.
14. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat het ongeloofwaardig is dat eiseres op jonge leeftijd is uitgehuwelijkt aan Chief [A] . Uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 volgt dat kind- huwelijken op dergelijk jonge leeftijd niet tot nauwelijks voorkomen in Nigeria. Hoewel dat op zichzelf niet betekent dat het niet mogelijk is dat eiseres op zesjarige leeftijd zou zijn uitgehuwelijkt, heeft de staatssecretaris daar in dit geval niet van uit hoeven te gaan. Voor dit oordeel vindt de rechtbank van belang dat de staatssecretaris heeft kunnen overwegen dat eiseres vaag en summier heeft verklaard over Chief [A] en het voorgenomen huwelijk, terwijl zij ook zegt dat hij al jaren als familievriend over de vloer kwam. Daarnaast heeft de staatssecretaris niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop Chief [A] om haar hand zou hebben gevraagd. Enerzijds verklaart eiseres namelijk dat haar vader toestemming heeft gegeven voor dit huwelijk toen zij zes jaar was, en anderzijds verklaart eiseres dat haar vader is overleden toen zij vier of vijf jaar was. Ten slotte heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiseres vaag heeft verklaard over de vraag of haar moeder van het voorgenomen huwelijk afwist, over de periode die zij nog in Nigeria is verbleven na de gestelde verkrachting en over de bedreigingen naderhand.
15. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat de staatssecretaris het ten onrechte niet geloofwaardig heeft gevonden dat zij slachtoffer is van mensenhandel. Dat de strafzaak tegen madam [B] geseponeerd is betekent niet dat eiseres geen slachtoffer is. De staatssecretaris heeft dit ten onrechte niet bij de geloofwaardigheidsbeoordeling betrokken.
16. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat het ongeloofwaardig is dat eiseres slachtoffer is van mensenhandel. De staatssecretaris heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij daar vaag en summier over heeft verklaard. De staatssecretaris heeft het bevreemdend mogen vinden dat eiseres haar verhaal heeft gedeeld met madam [B] , terwijl zij haar nauwelijks kende. Daarbij heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat eiseres tegenstrijdig en niet geloofwaardig heeft verklaard over de bedreigingen door madam [B] . Eiseres heeft enerzijds verklaard dat madam [B] haar slechts één keer heeft bedreigd per telefoon samen met Chief [A] , en anderzijds dat madam [B] haar ook bedreigd heeft per telefoon toen eiseres in Duitsland verbleef. Verder heeft de staatssecretaris in dit kader kunnen overwegen dat het relaas veel toevalligheden bevat. Dat de moeder van eiseres zou zijn afgeluisterd tijdens een telefoongesprek met eiseres, en dat dit zou zijn gemeld aan Chief [A] , heeft de staatssecretaris bevreemdingwekkend mogen vinden. Zeker omdat eiseres ook verklaard heeft dat zij in de betrokken periode geen contact meer had met haar moeder. Omdat de staatssecretaris de ontmoeting met madam [B] ongeloofwaardig heeft kunnen vinden, ziet de rechtbank verder niet in hoe de staatssecretaris de aangifte mensenhandel nog anders bij de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft moeten betrekken. De aangifte maakt immers op zichzelf niet dat het relaas alsnog geloofwaardig moet worden bevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Reële schade en vrouwenbesnijdenis
17. Eiseres heeft gesteld dat haar dochter bij gedwongen terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres stelt dat zij door haar familie en dorpsgenoten
zal worden gedwongen om haar dochter te laten besnijden. Uit algemene landeninformatie volgt volgens eiseres niet dat er sprake is van een dalende trend in dit gebruik. En op het platteland komt het nog steeds veel vaker voor dan in de stad. Eiseres kan zich als alleenstaande moeder niet onttrekken aan de sociale druk om haar dochter te laten besnijden. De moeder van eiseres kon dat kennelijk ook niet want eiseres is zelf besneden.
18. De rechtbank overweegt als volgt. In algemene landeninformatie over landen waar vrouwelijke genitale verminking een cultureel verschijnsel is, wordt veelal geschreven over een percentage van de vrouwelijke bevolking dat besneden is. Soms wordt dit percentage verder uitgewerkt per bevolkingsgroep of toegespitst op vrouwen uit een specifieke regio. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat zo'n percentage op zichzelf onvoldoende is voor de conclusie dat een vreemdeling bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op besnijdenis. Er zijn namelijk daarnaast nog veel verschillende andere factoren die het risico op besnijdenis in een individueel geval kunnen vergroten of juist verkleinen. Daarbij kan volgens de Afdeling bijvoorbeeld worden gedacht aan de voorkeur van de ouders, de vraag of andere vrouwelijke familieleden zijn besneden en de leeftijd van de desbetreffende vrouw. Aan de hand van de eigen verklaringen van een vreemdeling en de relevante landeninformatie moet de staatssecretaris al deze verschillende factoren kenbaar en in onderlinge samenhang betrekken bij de besluitvorming. Op die manier kan de staatssecretaris zich op een deugdelijk gemotiveerd standpunt stellen wat betreft de vraag of een reëel risico op besnijdenis aannemelijk is gemaakt. Dat heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank in dit geval gedaan.
19. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank uit het algemeen ambtsbericht Nigeria 2021 kunnen afleiden dat er over het algemeen een daling wordt waargenomen van het aantal vrouwen dat aan vrouwenbesnijdenis wordt onderworpen, en dat uit recente cijfers uit algemene informatie blijkt dat het percentage onder de Esan bevolking – waar eiseres en haar dochter onderdeel van uitmaken – het laagst is. De staatssecretaris heeft verder kunnen overwegen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist haar dochter het risico loopt om besneden te worden zonder dat zij hier bescherming tegen kan inroepen. In dat verband heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat eiseres slechts in algemene zin heeft verklaard te vrezen voor 'mensen van de traditie', terwijl uit de landeninformatie ook volgt dat de ouders de doorslaggevende stem hebben in het bepalen of de dochter wordt besneden. De staatssecretaris wijst er verder terecht op dat eiseres heeft verklaard dat de vader van haar dochter niet in beeld is en dat zij zelf tegen besnijdenis is. Eiseres heeft weliswaar op de zitting aangegeven dat haar moeder wil dat haar (klein)dochter wordt besneden, maar verweerder heeft terecht gesteld dat dit niet uit de gehoren van eiseres blijkt. De gestelde omstandigheid dat eiseres alleenstaand is, geen sociaal netwerk heeft en dat zij door haar verleden als losbandig wordt gezien maken het voorgaande niet anders omdat zij niet heeft uitgelegd waarom deze omstandigheden in het licht van het voorgaande maken dat haar dochter bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt te worden besneden. De beroepsgrond slaagt niet.
(Ambtshalve) toets schrijnendheid
20. In het oorspronkelijke bestreden besluit heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiseres en haar dochter niet in aanmerking komen voor een reguliere vergunning op humanitaire gronden. Bij het herziene besluit is de staatssecretaris hiervan teruggekomen en heeft hij alsnog uitstel van vertrek en verblijf op medische gronden
verleend. Hij overweegt daartoe dat er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat de gevolgen van een handelen overeenkomstig het beleid onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Op grond van artikel 6:19 van de Awb maakt dat besluit onderdeel uit van deze procedure. De staatssecretaris heeft zich op de zitting nog op het standpunt gesteld dat de schrijnendheidstoets ten onrechte ambtshalve is gedaan, maar dat volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris heeft deze schrijnendheidstoets in dit geval namelijk gedaan op verzoek van eiseres. Zij had daartoe een verzoek gedaan in de zienswijze. Met het herziene besluit is verweerder naar het oordeel van de rechtbank volledig tegemoet gekomen aan dit verzoek.

Conclusie en gevolgen

21. De staatssecretaris heeft de aanvraag asiel van eiseres en haar dochter terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
22. Omdat de staatssecretaris het bestreden besluit (mede) naar aanleiding van het door eiseres ingestelde beroep nog heeft gewijzigd, moet de staatssecretaris wel de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt
€ 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 20 juli 2022, zoals herzien bij de besluiten van 13 april en 1 juli 2023, ongegrond;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Kosterman - Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.