ECLI:NL:RBDHA:2023:13091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
09/198621-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar letsel door negeren van verkeerslicht en niet verlenen van voorrang

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 15 maart 2022 in Leiden. De verdachte, een automobilist, negeerde een rood verkeerslicht en verleende geen voorrang aan een bromfietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de bromfietser zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een enkelfractuur en tibiaplateaufractuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen en dat zijn gedrag de oorzaak was van het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/198621-22
Datum uitspraak: 4 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.W. Leemans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende over de weg, [locatie 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, aldaar,
-niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
-rijdend op [locatie 2] en bij het afslaan naar rechts een voor zijn rijrichting bestemd rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd dat al gedurende 1,1 seconde rood licht uitstraalde en/of (vervolgens/daarbij)
-geen voorrang heeft verleend aan een bestuurster van een bromfiets waardoor hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die bromfiets, waardoor een ander te weten de bestuurster van die bromfiets ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een enkelfractuur en/of tibiaplateaufractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te leiden als bestuurder van een voertuig (auto) daarmee rijdende op de weg, [locatie 1] , als volgt heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- rijdend op [locatie 2] en bij het afslaan naar rechts een voor zijn rijrichting bestemd rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd dat al gedurende 1,1 seconde rood licht uitstraalde en/of (vervolgens/daarbij)
- geen voorrang heeft verleend aan een bestuurster van een bromfiets waardoor hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die bromfiets, waardoor een ander te weten de bestuurster van die bromfiets ( [slachtoffer] ) letsel heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast, die overigens tussen partijen niet ter discussie hebben gestaan.
Op 15 maart 2022 vond op de kruising met [locatie 2] en [locatie 1] in Leiden een verkeersongeval plaats waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. De verdachte reed in een personenauto op [locatie 2] en sloeg rechts af, [locatie 1] op. Hier kwam hij in botsing met [slachtoffer] . Zij reed op een bromfiets over een fietspad, het [locatie 3] , dat parallel ligt aan [locatie 2] , en wilde [locatie 1] oversteken. Verkeer op het [locatie 3] had voorrang, hetgeen werd gemarkeerd door haaientanden. De verkeersstromen op het kruispunt werden ten tijde van het ongeval geregeld door middel van verkeerslichten. Zowel de verdachte als [slachtoffer] passeerde direct voorafgaand aan het ongeval een verkeerslicht. Het verkeerslicht voor de verdachte straalde op het moment dat de verdachte de stopstreep passeerde 1,1 seconde rood licht uit.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen kan worden dat het verkeersongeval is te wijten aan de schuld van de verdachte, in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Volgens de officier van justitie moet het handelen van de verdachte worden aangemerkt als “zeer onvoorzichtig en onoplettend”.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte door rood is gereden en aan [slachtoffer] geen voorrang heeft verleend. Het verkeerslicht voor de rijrichting van de verdachte straalde al 1,1 seconde rood licht uit op het moment dat hij de stopstreep passeerde. Niet is gebleken dat er voor de verdachte enige belemmering was om het verkeerslicht waar te nemen. Integendeel, de verdachte heeft ter zitting juist verklaard dat het verkeerslicht voor hem te zien was, maar dat hij, nadat hij het verkeerslicht op oranje had zien springen, niet meer naar het verkeerslicht heeft gekeken. Dit was ruim vóór het verkeerslicht. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij bij het nemen van de bocht niet naar eventueel kruisend verkeer op het fietspad aan zijn rechterzijde heeft gekeken, dit terwijl het een onoverzichtelijke kruising betreft omdat het verkeer op het verhoogde fietspad pas in een laat stadium voor de verdachte zichtbaar moet zijn geweest. De verdachte was met die situatie bovendien bekend. Overigens is niet gebleken dat de verkeerssituatie aldaar zodanig was, dat hij [slachtoffer] om die reden in het geheel niet had kunnen zien. De rechtbank acht het verkeersgedrag van de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend, in aanmerking genomen de aard en ernst van de door hem begane verkeersfouten en de aard van de verkeerssituatie. Het ongeval is daarmee aan de schuld van de verdachte te wijten.
Het standpunt van de verdediging dat de verdachte het verkeer op het fietspad niet heeft kunnen zien omdat zijn vrouw naast hem zat en zijn zicht naar rechts belemmerde, leidt – wat daar ook van zij – niet tot een ander oordeel. Immers, het is de verantwoordelijkheid van de verdachte om zijn auto zodanig in te richten dat hij voldoende zicht heeft op de verkeerssituatie en andere verkeersdeelnemers.
Het standpunt van de verdediging dat [slachtoffer] mogelijk door rood licht heeft gereden, acht de rechtbank niet aannemelijk. Alle getuigen hebben namelijk verklaard dat het verkeerslicht voor [slachtoffer] groen licht uitstraalde toen zij het verkeerslicht passeerde.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval meerdere botbreuken aan haar enkel en knie heeft opgelopen, waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was. Zij is tot op heden niet hersteld van het door het ongeval veroorzaakte letsel. Volledig herstel is ook niet te verwachten. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 15 maart 2022 te Leiden als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende over de weg, [locatie 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- rijdend op [locatie 2] en bij het afslaan naar rechts een voor zijn rijrichting bestemd rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd dat al gedurende 1,1 seconde rood licht uitstraalde en vervolgens
- geen voorrang heeft verleend aan een bestuurster van een bromfiets waardoor hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die bromfiets, waardoor de bestuurster van die bromfiets, [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een enkelfractuur en tibiaplateaufractuur werd toegebracht.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een schuldigverklaring geen straf op te leggen en ingeval de rechtbank een straf oplegt, deze geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt. Als automobilist heeft hij op een onoverzichtelijke kruising door rood gereden, rechts afgeslagen en geen voorrang verleend aan een overstekende bromfietser, met wie hij in botsing is gekomen. De bromfietser heeft als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen en moest meermalen geopereerd worden. Zij is nog altijd niet volledig hersteld en volledig herstel valt ook niet te verwachten. Tijdens het ongeval was zij 32 weken zwanger. Voorstelbaar is dat zij angstige en onzekere momenten heeft beleefd na het ongeval, omdat zij niet wist hoe het met haar ongeboren zoontje ging. Die angstige en onzekere momenten zijn gebleven, omdat haar zoontje na de geboorte ontwenningsverschijnselen had als gevolg van de haar na het ongeval toegediende medicatie. Het slachtoffer heeft ter zitting verklaard dat niet duidelijk is welke gevolgen dit op de ontwikkeling en groei van haar zoontje zal hebben en dat hij daarom onder controle blijft. Dit valt haar mentaal en emotioneel zwaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 juli 2023, waaruit blijkt dat hij op 14 maart 2023 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor een snelheidsovertreding.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In dit verband heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij gepensioneerd is en hij mantelzorger is van zijn broer en vrijwilligerswerk verricht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor het door ‘ernstige schuld’ veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, vermeld een taakstraf voor de tijd van 160 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar.
De rechtbank ziet aanleiding om ten nadele van de verdachte af te wijken van dit uitgangspunt voor wat betreft de taakstraf, omdat de verdachte er geen blijk van heeft gegeven van het laakbare van zijn gedragingen in te zien. Hij heeft de verantwoordelijkheid voor zijn handelen vooral buiten zichzelf gezocht, door het slachtoffer de schuld van het ongeval te geven. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat het slachtoffer dusdanig ernstig letsel heeft dat volledig herstel niet te verwachten valt.
Voor wat betreft de ontzegging van de bevoegdheid ziet de rechtbank geen aanleiding om van voormeld uitgangspunt af te wijken. De verdachte heeft zijn belang bij behoud van zijn rijbevoegdheid niet voldoende onderbouwd. Verder is gebleken dat de verdachte recent in het verkeer weer de fout is ingegaan.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de tijd van 200 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht:
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van
200 (TWEEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
100 (HONDERD) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
ontzegging van bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
12 (TWAALF) MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Garabitian, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2023.