ECLI:NL:RBDHA:2023:13090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
09/121361-23 en 09/018954-23 (ttz. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel aan een veelpleger na diefstallen

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1986, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets en speakers. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, gehouden op 21 augustus 2023, geoordeeld dat de verdachte de feiten heeft begaan. De officier van justitie, mr. A.J. Algera, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.G.S. Roethof, zich op het standpunt heeft gesteld dat de feiten bewezen kunnen worden verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat hij al twee keer eerder een onvoorwaardelijke ISD-maatregel heeft opgelegd gekregen. De reclassering heeft in een rapport aangegeven dat de verdachte een langdurig delictpatroon vertoont en dat er sprake is van verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een voorwaardelijk kader niet toereikend is om het recidiverisico te beheersen en heeft daarom besloten om de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij de veiligheid van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte vooropgesteld. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/121361-23 en 09/018954-23 (ttz. gevoegd)
Datum uitspraak: 4 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire [inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 09/121361-23 (hierna: dagvaarding I)
hij op of omstreeks 12 mei 2023 te ’s-Gravenhage een fiets (merk Cortina), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 09/018954-23 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 18 januari 2023 te Alphen aan den Rijn speakers Sonos Roam wit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkelbedrijf] gevestigd aan [adres] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen te verklaren feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
Wanneer hierna met betrekking tot dagvaarding I wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 1] van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 35).
Wanneer hierna met betrekking tot dagvaarding II wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 35).
dagvaarding I:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 augustus 2023.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , opgemaakt op 12 mei 2023
(p. 17).
dagvaarding II:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 augustus 2023.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , namens [winkelbedrijf] , opgemaakt op 18 januari 2023 (p. 3).
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I:
hij op 12 mei 2023 te ’s-Gravenhage een fiets (merk Cortina) die aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
dagvaarding II:
hij op 18 januari 2023 te Alphen aan den Rijn
eenspeaker
,Sonos Roam wit, die aan [winkelbedrijf] , gevestigd aan [adres] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd. De raadsman heeft bepleit aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich klinisch laat opnemen. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld de duur van een ISD-maatregel te beperken tot zes maanden, zodat spoedig en effectief tot behandeling van de verdachte kan worden overgegaan.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. De verdachte is blijkens zijn strafblad van 15 mei 2023 al vaker veroordeeld wegens vermogensdelicten, onder meer tot gevangenisstraffen. Aan de verdachte is reeds tweemaal, namelijk in 2014 en 2017, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd.
Uit het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, opgesteld door [naam 2] op 13 juli 2023, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een jarenlang delictpatroon aangaande vermogensdelicten. Dit staat volgens de reclassering in verband met de verslavingsproblematiek van de verdachte. De reclassering ziet op alle leefgebieden criminogene factoren. Het ontbreekt de verdachte aan dagbesteding, huisvesting en een sociaal steunend netwerk. Ook heeft de verdachte schulden, houdt hij zich op binnen het criminele en gebruikerscircuit en heeft hij een pro-criminele houding. De reclassering begeleidt de verdachte al jaren in het kader van verschillende meldplichten. De verdachte heeft vanaf 2010 tot en met 2023 twaalf maal een toezicht opgelegd gekregen, dat telkens voortijdig negatief retour is gestuurd omdat de verdachte niet op afspraken is verschenen en/of hij niet bereikbaar was. Geen enkel toezicht heeft tot een gedragsverandering of een vermindering van het hoge recidiverisico geleid. In de afgelopen jaren is er op verschillende manier getracht te interveniëren, echter als dit niet gaat zoals de verdachte het wil, haakt hij af. Ook eerder opgelegde ISD-maatregelen hebben niet het gewenste effect gehad.
De reclassering acht een klinische behandeling noodzakelijk, maar niet binnen een voorwaardelijk kader, zoals de verdachte wil. Omdat het de verdachte ontbreekt aan beschermende factoren en er enkel criminogene factoren zijn, omdat het vanwege zijn terughoudendheid in het verstrekken van informatie over zijn middelengebruik lastig dan wel onmogelijk om een passende kliniek te indiceren en omdat de geschiedenis leert dat de verdachte zich niet aan afspraken en voorwaarden kan houden. De reclassering schat de recidivekans en de kans dat de verdachte zich aan voorwaarden zal onttrekken in als hoog. De reclassering ziet geen andere mogelijkheden dan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel en adviseert de rechtbank die aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Hij wordt thans veroordeeld voor strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde diefstallen zijn begaan nadat die straffen geheel ten uitvoer zijn gelegd. De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Uit zijn strafblad blijkt immers dat tegen de verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan tien processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf. Verder dient er, gezien het strafblad en het reclasseringsrapport waarin het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, waarbij de veiligheid van goederen in het geding is.
Oplegging van de ISD-maatregel is dus mogelijk. De vraag is of dat in dit geval noodzakelijk is. Voorop staat dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van een verdachte. Het is – zeker in onvoorwaardelijke vorm – evenwel een uiterst middel, waartoe in beginsel slechts wordt besloten indien alle reële mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. De rechtbank constateert dat de verdachte steeds weer overlast en schade veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. De herhaaldelijke oplegging van straffen, al dan niet met bijzondere voorwaarden, heeft niet geleid tot gedragsverandering bij de verdachte. Een voorwaardelijk kader – zoals door de raadsman is verzocht en zoals de verdachte zelf voorstaat – acht de rechtbank ontoereikend om het recidiverisico in te dammen. Uit het reclasseringsadvies blijkt immers dat de verdachte zich al jaren niet aan voorwaarden en afspraken houdt en geen openheid van zaken geeft met betrekking tot zijn middelengebruik. Hoewel de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard gemotiveerd te zijn tot verandering, heeft hij recentelijk – terwijl hij sinds 20 januari 2023 in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep voor de verdenking onder dagvaarding II én hij door de reclassering officieel gewaarschuwd was – zich opnieuw niet aan de hem gestelde bijzondere voorwaarden gehouden en zich bovendien schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit (de diefstal van de fiets op 12 mei 2023). Daarbij valt op dat de verdachte de oorzaak telkens buiten zichzelf legt. De rechtbank acht een voorwaardelijk kader dan ook niet reëel.
Omdat de verdachte misdrijven blijft plegen en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte dat opnieuw zal doen, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en om de recidive van de verdachte te beëindigen. De omstandigheid dat twee eerdere opleggingen van de ISD-maatregel niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, maakt dit oordeel niet anders. De ISD-maatregel heeft immers onder andere tot doel om de maatschappij te beschermen. Met de ISD-maatregel wordt bewerkstelligd dat door de verdachte tijdens zijn vrijheidsbeneming geen soortgelijke strafbare feiten kunnen worden gepleegd. Binnen het ISD-kader kan opnieuw ingezet worden op diagnostiek en behandeling en in ieder geval gezocht worden naar mogelijkheden om de verslavings- en andersoortige problematiek van de verdachte op te lossen, zodat het recidiverisico wordt verminderd. Gelet op de kennelijk hardnekkige problematiek van de verdachte zal de rechtbank – anders dan door de raadsman is verzocht – ter optimale bescherming van de maatschappij en om de oplossing van de problematiek van de verdachte alle kansen te geven, de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. Een ISD-maatregel van kortere duur acht de rechtbank ontoereikend.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding II:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt aan de verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (TWEE) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. M. Garabitian, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2023.