ECLI:NL:RBDHA:2023:13048
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die een afwijzing van haar aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) aanvecht. De aanvraag van verzoekster werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen met een besluit op 1 september 2022. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 18 april 2023. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening wordt behandeld hangende dit beroep.
De zitting vond plaats op 10 juli 2023, maar verzoekster en haar gemachtigde hebben zich afgemeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank in een andere uitspraak (zaaknummer NL23.14556) op het beroep heeft beslist. Hierdoor is een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.