ECLI:NL:RBDHA:2023:13043

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.8869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiser, van Armeense nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem op 10 maart 2023 een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Eiser had zich niet gehouden aan een eerder bevel om zich onmiddellijk naar Polen te begeven en had Nederland na enkele dagen weer betreden. Tijdens de zitting op 10 juli 2023 heeft eiser zich afgemeld, terwijl de gemachtigde van de verweerder aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 1 mei 2023 naar Armenië is uitgezet en dat hij geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser, dat hij niet op de hoogte was van het inreisverbod, niet kan slagen, aangezien hij op de hoogte was gesteld van het verbod om Nederland gedurende zes maanden niet te betreden. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk is en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8869

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Armeense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft op 10 maart 2023 een terugkeerbesluit en een inreisverbod aan eiser opgelegd. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat eiser zich niet heeft gehouden aan het op 13 november 2022 gegeven bevel om zich onmiddellijk naar Polen te begeven en het hierbij gegeven bevel om Nederland voor een periode van zes maanden niet te betreden. Eiser heeft verklaard Nederland te hebben verlaten, maar na enkele dagen te zijn teruggekeerd.
2.1.
Verweerder heeft bepaald dat eiser binnen een termijn van 4 weken Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland moet verlaten. Voorts heeft verweerder tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd zoals bedoeld in artikel 66a, tweede lid, van de Vw [1] , omdat de vrije termijn, als bedoeld in artikel 3.3. van het Vb [2] , met meer dan 3 dagen is overschreden en eiser Nederland niet onmiddellijk hoeft te verlaten.
3. Eiser is op 12 april 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld. In verband met zijn uitzetting op 1 mei 2023 naar Armenië is de vreemdelingenbewaring opgeheven.
Gronden van beroep
4. De gronden van beroep richten zich tegen het opgelegde inreisverbod.
4.1
Hij heeft Nederland inmiddels verlaten, maar hij wil familie, vrienden en kennissen in Nederland en in andere landen van de Europese Unie kunnen blijven bezoeken en heeft daarom nog een procesbelang.
4.2
Hij wist niet dat hij na het bevel om naar Polen te gaan gedurende zes maanden niet meer Nederland mocht inreizen. Hij wilde slechts voor zijn zieke vriendin in Nederland zorgen.
Oordeel van de rechtbank
Terugkeerbesluit
5. De rechtbank stelt vast dat eiser op 1 mei 2023 Nederland is uitgezet naar zijn land van herkomst. Nu eiser is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, heeft hij geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het terugkeerbesluit.
Inreisverbod
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiser op 13 november 2022 een bevel opgelegd heeft gekregen om zich onmiddellijk naar Polen te begeven, maar dat eiser na enkele dagen naar Nederland is teruggekeerd. Uit het proces-verbaal van gehoor bij bevel zich onmiddellijk te begeven naar lidstaat van verblijf van 15 november 2022 blijkt dat aan eiser is medegedeeld dat hij Nederland gedurende zes maanden niet mocht inreizen. De beroepsgrond dat eiser niet wist dat hij Nederland gedurende zes maanden niet mocht inreizen, kan dan ook niet slagen.
6.1.
Verweerder vaardigt een inreisverbod uit op grond van artikel 66a, tweede lid, van de Vw in samenhang met artikel 6.5a, tweede lid, van het Vb tegen de vreemdeling die de vrije termijn bedoeld in artikel 3.3 van het Vb met meer dan drie dagen heeft overschreden en die Nederland niet onmiddellijk hoeft te verlaten. Eiser is enkele dagen na het opleggen van het bevel om zich onmiddellijk naar Polen te begeven naar Nederland teruggekeerd en heeft de vrije termijn met meer dan drie dagen overschreden. Hieruit volgt dat tegen hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar kon worden uitgevaardigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de enkele stelling van eiser dat hij zijn familie, vrienden en kennissen in Europa wil bezoeken, geen aanleiding hoeven zien van het opleggen van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Conclusie
7. Het beroep voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover gericht tegen het inreisverbod is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het inreisverbod ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Vreemdelingenbesluit 2000