ECLI:NL:RBDHA:2023:13042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.8872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Belarussische nationaliteit op basis van onvoldoende geloofwaardig asielrelaas

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een man van Belarussische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 24 februari 2023, waarbij verweerder stelde dat de asielrelaas van eiser niet geloofwaardig was. Eiser had in zijn aanvraag aangegeven dat hij niet terug kan keren naar Belarus vanwege zijn betrokkenheid bij politieke activiteiten, waaronder het verspreiden van pamfletten voor een presidentskandidaat die in de gevangenis zat. Verweerder betwistte de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, onder andere omdat eiser geen problemen met de Belarussische autoriteiten had ondervonden en niet kon aantonen dat hij in de negatieve belangstelling stond.

De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser voerde aan dat zijn vertrek uit Belarus met onbekende bestemming niets afdeed aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas, maar de rechtbank oordeelde dat dit wel degelijk relevant was. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder de risicogroep viel die in de Vreemdelingencirculaire is genoemd, en dat verweerder terecht had geoordeeld dat de aanvraag ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees de proceskostenvergoeding af.

De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 24 augustus 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8872
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N.R. Nobel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 februari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiser stelt van Belarussische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1971. Op 19 februari 2021 heeft eiser een (opvolgende) asielaanvraag ingediend. Aan deze asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij niet terug kan keren naar Belarus. In juni 2019 werd eiser gebeld door een vriend van hem, [A] (hierna: [A] ). Eiser heeft [A] in de gevangenis ontmoet. [A] is een aantal keer als president-kandidaat naar voren gekomen. Daarvoor werd hij gestraft en kwam hij in de gevangenis terecht. Tijdens het telefoontje vertelde [A] dat hij zich wederom als president kandidaat op wilde stellen en heeft hij eiser gevraagd om hem te helpen en pamfletten uit te delen. Eiser heeft dit toegezegd en ook een vriendin van hem, [B] , en haar vriend zijn gevraagd om te helpen. Een paar dagen later werd duidelijk dat [B] en haar vriend waren gearresteerd door de Belarussische geheime dienst, waarschijnlijk door de pamfletten die zij uitgedeeld hebben. Zij werden vervolgd en zijn veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Als eiser nu terug zou keren naar Belarus staat hem hetzelfde te wachten.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de Belarussische geheime dienst vanwege het verspreiden van politieke pamfletten in opdracht van [A] .
3. Verweerder heeft relevant element 1 geloofwaardig geacht. Verweerder heeft relevant element 2 niet geloofwaardig geacht. Daartoe overweegt verweerder -samengevat- dat eiser zelf geen problemen heeft ondervonden met de Belarussische geheime dienst en dat hij de vrees die hij heeft voor de Belarussische autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een cel heeft gedeeld met [A] en dat hij in de negatieve belangstelling is komen te staan van de Belarussische autoriteiten.
4. Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen verschillende overwegingen uit het bestreden besluit beroepsgronden ingediend. De rechtbank zal die hierna bespreken.
Met onbekende bestemming vertrokken
5. Eiser stelt dat het feit dat hij op 25 februari 2020 met onbekende bestemming is vertrokken, anders dan verweerder heeft overwogen, niets af doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Eiser is tijdens de coronapandemie naar Duitsland vertrokken met de bedoeling om weer terug te keren. Dat was door de coronapandemie echter niet mogelijk. Dat heeft verweerder ongemotiveerd opzij geschoven. Het bestreden besluit is hierdoor onzorgvuldig tot stand gekomen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het feit dat eiser destijds met onbekende bestemming is vertrokken in deze procedure in zijn nadeel meeweegt. Doordat eiser op 25 februari 2020 is vertrokken zonder dit aan verweerder te melden en zich daardoor heeft onttrokken aan zijn wettelijke meldplicht, heeft eiser op dat moment laten blijken geen belang te hechten aan bescherming in Nederland en, in het verlengde daarvan, aan een beoordeling van zijn asielaanvraag. Dat kan eiser worden aangerekend. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met de Belarussische geheime dienst
7. Eiser stelt dat zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft consistente en gedetailleerde verklaringen afgelegd. Ten onrechte wordt door verweerder gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een cel heeft gedeeld met [A] , vooral nu de verklaringen van eiser daarover overeen komen met informatie uit openbare bronnen. Ook is aannemelijk dat eiser niet met [A] heeft gepraat over politiek, uit angst om afgeluisterd te worden. Niet valt in te zien wat de verklaringen van eiser over ‘small-talk’ met [A] zouden hebben toegevoegd aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Eiser heeft verder ook gedetailleerd verklaard over de pamfletten, hoe deze eruit zagen en waar hij ze heeft rondgebracht.
8. De rechtbank overweegt het volgende. Eiser heeft in het gehoor verklaard dat hij in 2014 drie maanden in [plaats] in de gevangenis heeft gezeten. Volgens eiser was zijn gevangenisnummer 15.1 [A] heeft ook in de gevangenis gezeten in [plaats] , maar
dan in nummer 4 en nummer 17. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende uitgelegd dat dit verschillende instellingen zijn en eiser en [A] dus niet in dezelfde gevangenis hebben gezeten. Eiser heeft ook niet weersproken dat het nummer van de gevangenis waar hij verbleef anders is dan dat van [A] . Verweerder heeft verder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd dat niet valt in te zien dat eiser geen specifieke informatie kan geven over de gesprekken die hij met [A] zou hebben gehad in de gevangenis. Eiser en [A] zouden namelijk twee tot drie maanden, dag in dag uit een cel met elkaar hebben gedeeld. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat dan verwacht mag worden dat eiser kan vertellen waarover zij met elkaar hebben gepraat.
Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het feit dat eiser weet hoe de pamfletten eruit zagen en dat hij straatnamen kan noemen in Belarus, nog niet aannemelijk maakt dat eiser deze pamfletten daadwerkelijk zelf heeft verspreid. De beroepsgrond slaagt niet.
Negatieve belangstelling
9. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt in de negatieve belangstelling te staan van de Belarussische autoriteiten. Door zijn activiteiten heeft eiser te vrezen voor vervolging. Dat volgt uit de omstandigheid dat de Belarussische autoriteiten [B] en haar vriend hebben opgepakt. Dat de verklaringen van [B] en haar vriend niet berusten op de eigen waarneming van eiser doet niets af aan de geloofwaardigheid. Er bestaat een causaal verband tussen de problemen die [B] en haar vriend hebben ondervonden en eisers vrees bij terugkeer. Dat eiser dit niet kan aantonen met documenten doet hier ook niet aan af. Verder zijn de Belarussische autoriteiten ook bij de vader en de vouw van eiser langs geweest op zoek naar eiser. Ook dit is een indicatie dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Belarussische autoriteiten.
De door eiser overgelegde informatie van Amnesty International kan niet ter zijde worden geschoven nu eiser wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij als politiek opposant bekend staat. Hij heeft immers pamfletten uitgedeeld voor [A] . Daardoor valt eiser onder de risicogroep zoals genoemd in paragraaf C7/6.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
10. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij documentatie kan overleggen over het strafrechtelijk proces van [B] en haar vriend. Uit het Algemeen Ambtsbericht van Belarus van december 2021 blijkt namelijk dat deze documenten worden uitgeven. De enkele verklaringen van horen zeggen zijn, zoals verweerder niet ten onrechte heeft overwogen, onvoldoende om de arrestatie, vervolging en gevangenisstraf van [B] en haar vriend aannemelijk te maken. Verder heeft eiser op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de Belarussische autoriteiten bij zijn vader en zijn vrouw langs zijn geweest. Verweerder heeft daarnaast betekenis mogen hechten aan het feit dat eiser legaal is uitgereisd, wat er niet op wijst dat eiser in de negatieve belangstelling staat van de Belarussische autoriteiten. Dat, zoals namens eiser op de zitting naar voren is gebracht, op het moment van uitreizen mogelijk nog niet bekend was bij de Belarussische autoriteiten dat hij gezocht werd, berust enkel op een vermoeden en kan geen afbreuk doen aan de beoordeling van verweerder. Uit het voorgaande volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder de in paragraaf C7/6.3.2 vermelde risicogroep valt. Dat betekent ook dat verweerder geen waarde heeft hoeven hechten aan de door eiser overgelegde informatie van Amnesty International. Deze informatie ziet namelijk op politiek opposanten en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij hiertoe behoort. Naar het oordeel van de rechtbank
heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Belarussische autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Daarom bestaat voor een vergoeding van de proceskosten geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.