ECLI:NL:RBDHA:2023:13040

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
09/212526-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar letsel door onoplettendheid en onvoldoende controle over het voertuig

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 11 maart 2021 in Waddinxveen. De verdachte, bestuurder van een bestelbus, heeft een frontale botsing veroorzaakt met een personenauto, bestuurd door een vrouw die als slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder diverse botbreuken en inwendig letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn voertuig niet voldoende onder controle had en niet de nodige aandacht voor het verkeer had, ondanks waarschuwingen voor harde wind. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet roekeloos handelde, maar wel aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, en de rechtbank heeft dit oordeel gevolgd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan twee jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn werk als liftmonteur, waarvoor hij afhankelijk is van een bedrijfsauto.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/212526-21
Datum uitspraak: 4 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.L.G. Rens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Waddinxveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmede rijdende over de weg, [locatie] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden zonder de nodige aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie te hebben en/of (vervolgens) heeft hij handelingen verricht met een telefoon en/of (vervolgens)
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad en/of (vervolgens) heeft hij een aldaar op die weg aangebrachte doorgetrokken streep overschreden en is hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemnoetkomend verkeer gaan rijden en is hij vervolgens tegen een aldaar rijdend motorrijtuig (auto) gebotst, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse botbreuken en/of inwendigletsel(o.a. botbreuk linker dijbeen, botbreuk linker spaakbeen, bekkenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Waddinxveen als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, [locatie] , als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden zonder de nodige aandacht voor het verkeer en/of de verkeerssituatie te hebben en/of (vervolgens) heeft hij handelingen verricht met een telefoon en/of (vervolgens)
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad en/of (vervolgens) heeft hij een aldaar op die weg aangebrachte doorgetrokken streep overschreden en is hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het tegemnoetkomend verkeer gaan rijden en is hij vervolgens tegen een aldaar rijdend motorrijtuig (auto), met als besuurster [slachtoffer] ), gebotst, waardoor [slachtoffer] lichamelijk letsel, te weten diverse botbreuken en/of inwendig letsel(o.a. botbreuk linker dijbeen, botbreuk linker spaakbeen,
bekkenletsel, heeft bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat hij bewezen acht dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 133).
1. Het verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op 31 mei 2021, voor zover inhoudende (pagina’s 81 en 83):
“Op [locatie] , had een verkeerongeval plaatsgevonden tussen een bedrijfsauto en een personenauto.
[locatie] ’, welke ter plaatse bestond uit één rijbaan die middels een enkele doorgetrokken streep was verdeeld in twee rijstroken voor het verkeer in beide richtingen.
Van de aanrijding zijn camera opnames gemaakt door beveiligingscamera’s. Deze beelden zijn aan ons verbalisanten verstrekt door Dienst Regionale Operationele Samenwerking – Infrastructuur – Verkeer – Opsporing Team Verkeer.
De personenauto reed over de rijbaan van de N207 komende uit de richting van Waddinxveen en gaande in de richting van Gouda. De personenauto bevond zich ten tijde van de onderlinge confrontatie zoveel als mogelijk aan de rechterzijde van haar rijstrook.
De bedrijfsauto reed over de rijbaan van de N207 komende uit de richting van Gouda en gaande in de richting van Waddinxveen. Uit de aangetroffen sporen van onderlinge confrontatie op de wegdekverharding kon herleid worden dat de bedrijfsauto zich ten tijde van de onderlinge confrontatie (gedeeltelijk) op de rijstrook van het tegemoetkomende verkeer, de rijstrook van de personenauto bevond.”
2. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende:
“Op 11 maart 2021 reed ik in een bestelbusje op [locatie] . Het waaide hard. Daar was ik die ochtend nog voor gewaarschuwd. Ik zag dat op de tegenliggende baan een kleine grijsachtige auto aankwam. Ik zag dat ik de linker rijbaan op ging. Ik ben tegen de auto van mevrouw [slachtoffer] aan gebotst. Toen ik remde, zaten we al praktisch tegen elkaar aan.
U, voorzitter, toont de beelden van de camera [locatie] vanaf 11:29:30.
Ik rijd in het busje dat komt aanrijden.”
3. Een geschrift, zijnde een letselbeschrijving van [slachtoffer] van de GGD Hollands Midden opgesteld op 27 mei 2021 door [arts] , voor zover inhoudende (pagina’s 78 en 79):
“Opgegeven toedracht: op donderdag 11 maart 2021 betrokken geweest bij een verkeersongeval.
Patiënte is op 11 maart 2021 gezien op de Spoedeisende Hulp nadat zij betrokken was bij een ongeval. Bij lichamelijk onderzoek en beeldvormend onderzoek middels een CT(scan) van het gehele lichaam werd het volgende letsel waargenomen:
• Een open botbreuk in het midden van de schacht van het linker dijbeen (een zogenaamde Gustillo 3a fractuur). Deze breuk werd direct operatief behandeld.
• Een vochtophoping aan het uiteinde van het bovenbeen links (zogenaamde Morel-Lavallée laesie). Bij dit letsel is de huid en het onderhuids bindweefsel afgeschoven van het onderliggende spiervlies en treed ter plaatse vocht uit. Dit letsel is ook operatief behandeld.
• Wonden aan de voorzijde van het onderbeen links die eveneens operatief zijn behandeld.
• Een botbreuk van de linker enkel die eerst met een gipsverband is geïmmobiliseerd en op 23 maart 2021 operatief is gezet.
• Een botbreuk aan het uiteinde van het linker spaakbeen die middels gipsimmobilisatie is behandeld.
• Multipel letsel aan de bekkenring; loslating van de verbinding tussen de schaambenen, een botbreuk van het heiligbeen en een ontwrichting van het gewricht tussen het darmbeen en het heiligbeen. Dit letsel ging gepaard met bloedverlies en werd direct op 11 maart 2021 geopereerd. Betrokkene heeft meerdere weken in het ziekenhuis gelegen ter herstel van haar letsels.
De uitbreiding en complexiteit van het letsel doet vermoeden dat de kans op volledig herstel gering is.”
4. Een geschrift, te weten een medisch advies van [medisch adviseur] , opgesteld op 21 februari 2023 door [verzekeringsarts] , voor zover inhoudende (ongenummerd):
“Betrokkene heeft bij het ongeval d.d. 11-03-2021 meerdere letsels opgelopen en vooralsnog is er nog geen sprake van een relatieve medische eindtoestand, ondanks het feit dat er inmiddels al bijna 2 jaar sinds het ongeval zijn verstreken. Duidelijk is dat de klachten van zowel het bekken als van de linker enkel en het linker been aan blijven houden en dat betrokkene bij zowel de traumachirurg als de orthopedisch chirurg niet uitbehandeld is. Gezien de aard en ernst van de letsels en het beloop tot aan nu is een volledig herstel niet meer te verwachten. Blijvende beperkingen ten aanzien van zwaardere enkel-, bekken- en polsbelastende activiteiten zijn te verwachten.”
5. De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden “ [locatie] ”, opgenomen op 11 maart 2021, voor zover inhoudende:
11:29:31 Een wit busje komt op de rijbaan links in beeld aanrijden en rijdt de brug op. Het witte busje rijdt aan de rechterkant van de eigen rijbaan.
11:29:36 Het witte busje rijdt in het midden van de eigen rijbaan.
11:29:37 Het witte busje buigt verder af naar links. Een grijze auto komt op de rijbaan rechts in beeld aanrijden in tegengestelde richting. Vanaf 11:29:37 buigt het witte busje in een vloeiende lijn richting de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer, waarbij het om 11:29:38 over de doorgetrokken streep gaat en vervolgens, eerst gedeeltelijk en daarna grotendeels, komt te rijden op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer.
11:29:40 Het witte busje komt in botsing met de grijze auto.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Toedracht van het ongeval
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 11 maart 2021 op [locatie] , in Waddinxveen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft met een door hem bestuurde bestelbus de doorgetrokken streep overschreden, is op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen en is als gevolg daarvan om 11:29:40 uur in botsing gekomen met een in tegengestelde richting rijdende personenauto, bestuurd door [slachtoffer] . Daaruit vloeit voort dat de verdachte zijn voertuig niet voldoende onder controle heeft gehouden. Hij had immers op zijn eigen weghelft moeten blijven. De vraag is vervolgens of er nog andere factoren een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat telefoongebruik door de verdachte een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. De verdachte heeft verklaard dat hij via zijn telefoon naar muziek luisterde in de auto en dat hij stilstaand zijn telefoon heeft bediend, maar niet tijdens het rijden. Uit de uitgelezen telefoondata blijkt dat de verdachte om 11:29:15 uur een actieve handeling op zijn telefoon heeft verricht: hij heeft de app YouTube gestart. Op dat moment reed de verdachte nog niet op [locatie] . Uit de daarop volgende telefoondata tot aan het ongeval kan de rechtbank geen actieve handelingen van de verdachte afleiden. De om 11:29:39 uur geregistreerde cookies van de app Flitsmeister duiden op een handeling van de app zelf en niet van de verdachte. Een causaal verband tussen het gebruik van de telefoon om 11:29:15 uur en het ontstaan van het ongeval kan de rechtbank dan ook niet vaststellen, in aanmerking genomen dat het voertuig van de verdachte pas vanaf 11:29:36 uur naar links is begonnen te bewegen.
De raadsman heeft gesteld dat de harde wind van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval. Uit de door de politie verzamelde informatie over de weersomstandigheden die dag, aangevuld met de uit openbare bronnen verkregen informatie van de raadsman die hij ter terechtzitting heeft overgelegd, blijkt dat het op de dag van het ongeval hard waaide. Er trok die dag een zuidwesterstorm over het land, met in het westen van het land windstoten tot 115 km/uur. Dat het hard waaide op [locatie] blijkt ook uit de camerabeelden voor en na het ongeval: de slagbomen van de brug bewegen heen en weer en brokstukken van de voertuigen waaien over het wegdek. Dat de wind invloed heeft gehad op het ontstaan van het ongeval acht de rechtbank dan ook niet onaannemelijk.
Verwijtbaarheid
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte, gegeven voorgaande toedracht, een schuldverwijt treft met betrekking tot het ontstaan van het ongeval.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een ieder die met een voertuig deelneemt aan het verkeer verantwoordelijk is voor het onder controle houden van dat voertuig en het overige verkeer niet in gevaar brengt. Slechts uitzonderlijke omstandigheden kunnen maken dat dat anders is. Van dergelijke omstandigheden is de rechtbank – anders dan de raadsman heeft bepleit – echter niet gebleken.
Als het inderdaad zo was dat de bestelbus van de verdachte als gevolg van harde wind naar links werd geblazen, had van hem als oplettend automobilist mogen worden verwacht dat hij – door tegensturen en tijdig remmen – al het mogelijke zou doen om een aanrijding met tegemoetkomend verkeer te voorkomen. Uit de camerabeelden blijkt echter niet dat de verdachte op enig moment heeft tegengestuurd. Integendeel, uit die beelden blijkt dat het voertuig van de verdachte in een vloeiende beweging richting de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer rijdt, over de doorgetrokken streep gaat, vervolgens komt te rijden op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer en dan in botsing komt met de tegemoetkomende personenauto. De vloeiende beweging van het voertuig van de verdachte duurt bijna drie seconden. Als de verdachte had tegengestuurd was een (enigszins) ongelijkmatige beweging te verwachten geweest.
De verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat hij wel heeft tegengestuurd, maar dat zijn voertuig niet reageerde. Voor zover de verdachte heeft bedoeld te zeggen dat sprake was van een mankement aan het voertuig, is dit niet aannemelijk geworden. Uit het proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse blijkt dat tijdens technisch onderzoek aan de bestelbus ten aanzien van de afzonderlijke onderdelen, specifiek van het stuur en de remrichting, geen aanwijzingen aangetroffen zijn die duiden op een technisch mankement of een bijzonderheid die van invloed zou kunnen zijn geweest op het ontstaan en/of het verloop van het ongeval.
De rechtbank stelt dus vast dat de verdachte niet heeft tegengestuurd. Daarbij komt dat de verdachte heeft verklaard pas te hebben geremd toen de beide voertuigen al “praktisch tegen elkaar aan” zaten. Op de beelden is ook niet te zien dat het voertuig van de verdachte vaart mindert. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte niet de nodige aandacht bij de weg heeft gehad en niet al het mogelijke heeft gedaan om het ongeval te voorkomen. Daarmee heeft hij niet gehandeld zoals van een oplettend automobilist mag worden verwacht.
Dat betekent dat de verdachte een schuldverwijt treft. Het verkeersgedrag van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als roekeloos. Wel is zijn verkeersgedrag aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank betrekt daarbij dat de verdachte over een brug reed en hij was gewaarschuwd voor de harde wind. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat het voertuig van de verdachte in slechts enkele seconden op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is beland, had van hem onder die omstandigheden extra alertheid mogen worden verwacht.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van de botsing meerdere botbreuken en inwendig letsel heeft opgelopen, waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk is geweest. Uit de medische update van 21 februari 2023 – ruim twee jaar later – blijkt dat nog geen sprake van een medische eindtoestand en dat volledig herstel niet meer te verwachten is. De rechtbank concludeert op basis hiervan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 11 maart 2021 te Waddinxveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus), daarmede rijdende over de weg, [locatie] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden zonder de nodige aandacht voor het verkeer en de verkeerssituatie te hebben en
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad en (vervolgens) heeft hij een aldaar op die weg aangebrachte doorgetrokken streep overschreden en is hij (gedeeltelijk) op de rijbaan bestemd voor het
tegemoetkomendverkeer gaan rijden en is hij vervolgens tegen een aldaar rijdend motorrijtuig (auto) gebotst, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse botbreuken en
inwendig letsel(o.a. botbreuk linker dijbeen, botbreuk linker spaakbeen, bekkenletsel
)werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de strafoplegging, gelet op de bepleite vrijspraak.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op een brug is de verdachte met zijn bestelbus op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer gaan rijden en daar frontaal op de auto van het slachtoffer gebotst. Dit moet voor het slachtoffer bijzonder angstaanjagend zijn geweest, omdat zij de bestelbus van de verdachte op zich af zag rijden en er voor haar geen mogelijkheid was om uit te wijken. Zij kon letterlijk geen kant op en kon slechts toekijken hoe het voor haar onafwendbare gebeurde. Na het ongeval moest het slachtoffer door de brandweer uit haar auto worden bevrijd. Het ongeval heeft ernstige consequenties voor haar gehad. Niet alleen heeft zij operaties moeten ondergaan voor het opgelopen letsel, ook ervaart zij tot op de dag van vandaag moeilijkheden en beperkingen in haar privéleven en kampt zij met angst- en somberheidsklachten. Zij zal waarschijnlijk blijvende beperkingen ervaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 31 juli 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting zijn besproken. Hieruit komt naar voren dat de verdachte werk heeft als liftmonteur en daarvoor aangewezen is op het gebruik van een bedrijfsauto.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor het veroorzaken van een verkeersgeval, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld aan de zijde van de verdachte en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Deze straffen acht de rechtbank ook in deze zaak passend en geboden, met dien verstande dat de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding ziet de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat van overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is. De handeling die als eerste daad van vervolging zou kunnen worden gezien, vond plaats op 24 februari 2023, toen de verdachte van de officier van justitie een brief ontving waarin hij werd geïnformeerd over de tegen hem ingestelde vervolging. Nu dit vonnis op 4 september 2023 wordt gewezen, heeft de berechting ruim binnen de redelijk te achten termijn van twee jaren plaatsgevonden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
120 (honderdtwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) dagen;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor
6 (zes)
maanden;
bepaalt dat deze bijkomende straf
niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. M. Garabitian, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2023.