ECLI:NL:RBDHA:2023:13027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.24775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming voor vreemdeling

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, die een v-nummer heeft, heeft beroep ingesteld tegen een verwacht besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin wordt aangegeven dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming, zal eindigen op 4 september 2023. De voorzieningenrechter heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat onverwijlde spoed vereist is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 3 juli 2023 een voornemen heeft gestuurd naar verzoeker, waarin wordt aangegeven dat hij niet langer in aanmerking komt voor rechtmatig verblijf in Nederland. Dit is gebaseerd op het feit dat verzoeker niet de Oekraïense nationaliteit bezit en niet in het bezit was van een geldige Oekraïense verblijfsvergunning op het moment van het uitbreken van het conflict in Oekraïne. Tot op heden is er echter nog geen besluit bekendgemaakt, waardoor verzoeker nog geen rechtsmiddel kan instellen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om in Nederland te blijven en de uitspraak op zijn verzoek af te wachten, zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker uit te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er definitief uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. Tevens is bepaald dat verzoeker recht houdt op opvang en voorzieningen, en dat hij zonder tewerkstellingsvergunning mag blijven werken. De staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24775

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een door verzoeker verwacht besluit inhoudende dat verzoekers recht op tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] en het daarop gebaseerde Raadsbesluit [2] zal eindigen op 4 september 2023. Verzoeker heeft hiertegen alvast beroep ingesteld.
1.1.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening en houdt iedere verdere beslissing aan. Hierna legt hij uit hoe hij tot deze beslissing komt.
2.1.
Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [4]
Is het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk?3. De voorzieningenrechter stelt vast dat de staatssecretaris op 3 juli 2023 aan verzoeker het voornemen heeft gezonden om hem niet langer in aanmerking te laten komen voor rechtmatig verblijf in Nederland op grond van de richtlijn en het daarop gebaseerde Raadsbesluit. De reden hiervoor is dat verzoeker behoort tot de categorie personen die in Oekraïne verbleef, maar niet de Oekraïense nationaliteit bezit en niet in het bezit was van een op 23 februari 2022 geldige Oekraïense permanente verblijfsvergunning of een op asielgronden gebaseerde verblijfsvergunning en die ten tijde van het uitbreken van het conflict in Oekraïne ook niet als gezinslid samenwoonde met een persoon die ook na 4 september 2023 tijdelijke bescherming krijgt. De voorzieningenrechter stelt ook vast dat er daartoe nog geen besluit is bekendgemaakt. In het dossier is zo’n besluit niet opgenomen en namens de staatssecretaris is telefonisch meegedeeld dat er nog geen besluit is bekendgemaakt, maar dat het de bedoeling is vóór 4 september 2022 wel een besluit daartoe bekend te maken. Omdat nog geen besluit is bekendgemaakt, is ook nog geen termijn gaan lopen waarbinnen verzoeker daartegen een rechtsmiddel kan instellen.
3.1.
Ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege als het besluit op het moment van de indiening wel al tot stand was gekomen, of nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener daarvan redelijkerwijs kon menen dat dit wel al het geval was. [5] De voorzieningenrechter is - gelet op de uitlatingen van de staatssecretaris - vooralsnog van oordeel dat sprake is van een situatie als hier bedoeld, zodat ondanks een te vroeg ingediend beroep, niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, en afwijzing van de voorlopige voorziening om die reden, achterwege kan blijven.
Het (nog te nemen) bestreden besluit4. De voorzieningenrechter is er ambtshalve van op de hoogte dat de rechtsgevolgen van in dit soort gevallen genomen besluiten als volgt zijn. Bepaald wordt dat de vreemdeling vanaf 4 september 2023 niet langer gebruik meer kan maken van de rechten die aan hem op grond van de richtlijn en het daarop gebaseerde Raadsbesluit zijn verleend. Als de vreemdeling op dit moment voorzieningen van de gemeente krijgt en/of verblijft in de gemeentelijke opvanglocatie, dan laat de IND aan de gemeente weten dat de vreemdeling niet langer onder de richtlijn valt. Als de vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend en daarop nog niet is beslist, mag hij, in afwachting van de start van en gedurende de asielprocedure, volgens de wet nog steeds in Nederland verblijven en houdt het besluit daarom geen terugkeerbesluit in. Als er wel al op de asielaanvraag is beslist, geldt het besluit ook als terugkeerbesluit en heeft het van rechtswege tot gevolg dat de vreemdeling vanaf 4 september 2023 niet langer rechtmatig in Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland verblijft. De vreemdeling wordt dan opgedragen terug te keren naar het land van herkomst en moet Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken verlaten.
Het verzoek5. Verzoeker verzoekt om schorsing van de rechtsgevolgen van het (nog te nemen) bestreden besluit.
De ordemaatregel6. Tenzij een ordemaatregel wordt getroffen, eindigt (mogelijk) het recht op opvang van verzoeker voordat op zijn verzoek is beslist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn verzoek in Nederland af te mogen wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker daarvóór al uit te zetten, uit de opvang te (doen) verwijderen, dan wel te bepalen dat verzoeker niet langer werkzaamheden in Nederland mag verrichten, zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
6.1.
De voorzieningenrechter bepaalt daarom bij wijze van ordemaatregel dat de uitzetting van verzoeker wordt verboden totdat op het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep definitief is beslist. De voorzieningenrechter bepaalt ook bij wijze van ordemaatregel dat de aan verzoeker geboden opvang en voorzieningen worden voortgezet voor die periode en dat het verzoeker is toegestaan werkzaamheden te verrichten, zonder dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning is vereist.
6.2.
Er bestaat aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend.
7. De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat definitief uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening;
- bepaalt dat verzoeker gedurende deze termijn recht houdt op opvang en verstrekkingen;
- bepaalt dat het verzoeker gedurende deze termijn is toegestaan werkzaamheden te (blijven) verrichten, zonder dat hiervoor een tewerkstellingsvergunning is vereist;
-veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 837,-;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.T.J. Kouwenberg griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
3.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
4.Dat volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Dit volgt uit artikel 6:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.