In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Het betreft een verzoeker die tijdelijk bescherming geniet op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming, maar wiens recht op deze bescherming door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is beëindigd per 4 september 2023. De staatssecretaris heeft in een besluit van 24 augustus 2023 bepaald dat verzoeker niet langer in aanmerking komt voor rechtmatig verblijf in Nederland, omdat hij niet de Oekraïense nationaliteit bezit en niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzoekt om schorsing van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoeker om in Nederland te blijven en de uitspraak op zijn verzoek af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker uit te zetten. Daarom wordt bij wijze van ordemaatregel bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er definitief uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. Tevens wordt bepaald dat verzoeker recht houdt op opvang en voorzieningen, en dat hij werkzaamheden mag verrichten zonder dat hiervoor een tewerkstellingsvergunning vereist is. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-. De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan.