ECLI:NL:RBDHA:2023:13008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.24725
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht betreffende beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne

Op 30 augustus 2023 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Den Haag in drie pilotzaken geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen bevoegdheid heeft om de tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne per 4 september 2023 te beëindigen. Dit oordeel is van belang voor de verzoeker, die in deze zaak een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien het bestreden besluit van 24 augustus 2023 de tijdelijke bescherming van verzoeker per 4 september 2023 zou beëindigen. De voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen, waardoor verzoeker als begunstigde van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) moet worden aangemerkt en de bijbehorende rechten en voorzieningen moeten worden voortgezet totdat op het beroep van verzoeker is beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er een te verwachten stroom van beroepen en zeer spoedeisende verzoeken zal zijn, waardoor het niet mogelijk is om in elke afzonderlijke procedure de situatie van de verzoeker te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verweerder niet in de gelegenheid wordt gesteld om inhoudelijk op het verzoek te reageren, gezien de tijdsdruk en de urgentie van de situatie. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is digitaal ondertekend op 31 augustus 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24725

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nr. [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 24 augustus 2023 heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat hij per 4 september 2023 niet langer onder de reikwijdte van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] , (hierna: de RTB) valt en dat de tijdelijke bescherming die hij op grond van de RTB heeft verkregen per 4 september 2023 zal worden beëindigd.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te treffen. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.24724.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterblijft [2] en heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Nu het bestreden besluit strekt tot beëindiging van de tijdelijke bescherming van verzoeker per 4 september 2023 acht de voorzieningenrechter de vereiste spoedeisendheid gegeven.
3. Verzoeker behoort tot de categorie derdelanders uit Oekraïne die eerder met toepassing van de facultatieve bepaling onder de werking van de RTB is gebracht.
4. De rechtsvraag die partijen in beroep verdeeld houdt, behelst de vraag of verweerder bevoegd is om voor deze categorie derdelanders de tijdelijke bescherming per 4 september 2023 te beëindigen.
5. Bij uitspraken van 30 augustus 2023 [3] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats in drie zogenoemde pilotzaken over deze materie geoordeeld dat verweerder deze bevoegdheid niet heeft.
6. Het is de voorzieningenrechter bekend dat verweerder eerder heeft aangekondigd dat, alvorens zou worden overgegaan tot het daadwerkelijk beëindigen van de tijdelijke bescherming van de categorie vreemdelingen waartoe verzoeker behoort, eerst in ongeveer 15 pilotzaken daartoe strekkende besluiten genomen zouden worden. Verweerder beoogde daarmee te bewerkstelligen dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) zich vóór 4 september 2023 over deze kwestie zou hebben uitgesproken. De besluitvorming in de overige zaken uit deze categorie zou eerst daarna ter hand genomen worden.
7. Het is de voorzieningenrechter inmiddels –zonder dat verweerder de rechtbank(en) hierover heeft geïnformeerd- gebleken dat ten aanzien van alle derdelanders die behoren tot deze categorie van derdelanders uit Oekraïne, thans vergelijkbare beëindigingsbesluiten worden genomen. Dit heeft tot gevolg dat op zeer korte termijn, zo is de verwachting van de voorzieningenrechter, vele beroepen en verzoeken bij de rechtbanken zullen worden ingediend die allemaal een buitengewoon spoedeisend karakter zullen hebben omdat ten aanzien van al deze verzoekers beslist zal worden dat de tijdelijke bescherming en dus alle materiële en procedurele rechten die aan deze tijdelijke bescherming worden ontleend, per
4 september 2023 beëindigd zal worden. Verweerder stelt zich bovendien op het standpunt dat hij bevoegd is om schorsende werking te onthouden aan het instellen van een rechtsmiddel tegen deze besluiten, zodat deze derdelanders genoodzaakt zijn zich met spoedverzoeken tot de rechtbank te wenden.
8. Gelet op de - uit de handelwijze van verweerder voortvloeiende - te verwachten stroom beroepen en zeer spoedeisende verzoeken tot het treffen van voorzieningen over deze kwestie waarover de Afdeling zich vooralsnog niet heeft uitgesproken, ziet de voorzieningenrechter binnen het gegeven tijdsbestek geen ruimte om in elke afzonderlijke procedure ten gronde na te gaan of verzoeker daadwerkelijk op 4 september 2023 de opvang, en/of daadwerkelijk zijn werk zal verliezen. Ook ontbreekt de mogelijkheid voor de voorzieningenrechter om binnen dit tijdsbestek in elke procedure vast te stellen of de betrokken derdelander wellicht (nog) procedureel rechtmatig verblijf heeft in verband met een lopende asielaanvraag waar nog niet op is beslist, dan wel anderszins.
9. Om diezelfde reden ziet de voorzieningenrechter er ook vanaf om verweerder thans in de gelegenheid te stellen om in elke zaak een inhoudelijke reactie op het verzoek in te dienen. Indien de omstandigheden daar naar de mening van verweerder aanleiding toe geven, kan hij om wijziging dan wel opheffing van de voorziening vragen [4] .
10. Gezien de uitspraken van 30 augustus 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats, bezien in samenhang met de voorgaande proceseconomische overwegingen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook toewijzen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en verweerder verzoeker als begunstigde van de RTB moet blijven aanmerken en de in dit kader verstrekte voorzieningen en rechten dient te continueren, totdat op het beroep van verzoeker is beslist.
11. Verweerder moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit;
  • treft de voorlopige voorziening dat verweerder verzoeker als begunstigde van de RTB moet blijven aanmerken en de in dit kader verstrekte voorzieningen en rechten dient te continueren totdat op het beroep van verzoeker is beslist:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.M.J. Clermonts, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op: 31 augustus 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG van 20 juli 2001.
2.Artikel 8:83, derde en vierde lid, van de Awb maakt dit mogelijk.
4.Artikel 8:87 van de Awb biedt die mogelijkheid.