ECLI:NL:RBDHA:2023:13005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/650560 / HA ZA 23-612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot overleggen van stukken in een verstekzaak met betrekking tot de nalatenschap van een overleden erflaatster

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Den Haag, hebben eisers een incident ingesteld tot het overleggen van stukken in een verstekzaak. De eisers, die de kinderen zijn van een vooroverleden zus van de erflaatster, vorderen op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat gedaagde, de enig erfgenaam van de erflaatster, wordt verplicht om diverse documenten te overleggen die noodzakelijk zijn om de omvang en samenstelling van de nalatenschap van de op 25 november 2019 overleden erflaatster vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtmatig belang bestaat voor eisers om deze informatie te verkrijgen, en dat de gevraagde bescheiden voldoende bepaald zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers toegewezen en gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de gevraagde stukken te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van eisers begroot op € 589,00, met een mogelijkheid tot nakosten. De zaak is verwezen naar de rol van 1 november 2023 voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/650560 / HA ZA 23-612
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eisende partij 1]te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
[eisende partij 2]te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
[eisende partij 3]te [plaats 3] ,
[eisende partij 4]te [plaats 4] , gemeente [gemeente 3] ,
[eisende partij 5]te [plaats 5] , [land] ,
[eisende partij 6]te [plaats 6] , gemeente [gemeente 4] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident tot het overleggen van stukken,
advocaat: mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[gedaagde]te [plaats 7] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 juni 2023, tegen de eerste rolzitting van 19 juli 2023, met producties 1 tot en met 12;
  • het ter rolzitting van 19 juli 2023 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis in het incident bepaald.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Voor de ingestelde vorderingen in het incident en in de hoofdzaak en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
In de hoofdzaak vorderen eisers onder meer vaststelling van de omvang en de samenstelling van de nalatenschap van de op 25 november 2019 overleden [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster was ten tijde van haar overlijden onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met gedaagde. Gedaagde is in de eerste trap de enig erfgenaam van erflaatster. In de tweede trap heeft erflaatster haar zus mevrouw [Naam 1] en de kinderen van haar vooroverleden zus mevrouw [Naam 2] tot erfgenamen benoemd. Eisers sub 1, 2 en 3 zijn de kinderen van de eveneens vooroverleden mevrouw [Naam 2] . Eisers sub 4, 5 en 6 zijn de kinderen van mevrouw [Naam 2] .
2.3.
Eisers vorderen in het incident – op grond van artikel 843a Rv – gedaagde te veroordelen tot het overleggen van diverse stukken die noodzakelijk zijn om de omvang en het saldo van de nalatenschap van erflaatster te kunnen vaststellen.
2.4.
Artikel 843a Rv ziet op een bijzondere exhibitieplicht in en buiten rechte. Deze exhibitieplicht dient ertoe om bepaalde bewijsstukken in de procedure als bewijsmiddel ter beschikking te doen komen. In Nederland bestaat geen algemene exhibitieplicht voor procespartijen in die zin dat zij als hoofdregel verplicht kunnen worden tot het elkaar verschaffen van alle denkbare informatie en documenten. Met het oog daarop en ter voorkoming van zogenaamde “fishing expeditions” is de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering in dat wetsartikel aan meerdere beperkende voorwaarden verbonden. Ten eerste dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang te stellen en te hebben, waarbij rechtmatig belang moet worden uitgelegd als bewijsbelang. Bewijsbelang bestaat indien een bewijsstuk kan bijdragen aan het onderbouwen en/of aantonen van een voor de te beoordelen vorderingen relevante, mogelijk doorslaggevende, stelling, die voldoende concreet is onderbouwd en voldoende concreet is betwist. Ten tweede moeten de vorderingen “bepaalde bescheiden” betreffen waarover de verweerder daadwerkelijk de beschikking heeft of kan krijgen. Ten derde dient de eiser tot exhibitie partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop de gevorderde specifieke bescheiden zien. Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, bestaat desondanks geen gehoudenheid tot het overleggen van stukken indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die gegevensverschaffing is gewaarborgd.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rechtsverhouding tussen partijen voor eisers in beginsel een rechtmatig belang voortvloeit bij het verkrijgen van volledige informatie met betrekking tot de nalatenschap van erflaatster. De betreffende bescheiden zijn voldoende bepaald en er is geen gewichtige reden tot afwijzing van de vordering. De rechtbank zal de vorderingen dan ook toewijzen.
2.6.
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident veroordeeld. De proceskosten in het incident aan de zijde van eisers worden begroot op € 589,00 aan advocaatkosten (gebaseerd op 1 punt van tarief II van het liquidatietarief civiel. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten, die in dit geval afzonderlijk zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (€ 173,00). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (€ 90,00) en de explootkosten van betekening toegekend.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank zal eisers in de gelegenheid stellen om zich, aan de hand van de door hun verkregen informatie, bij akte uit laten over de omvang en samenstelling van de nalatenschap van erflaatster. De rechtbank zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol van 1 november 2023.
3.2.
Iedere verdere beslissing in de hoofdzaak zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank:
in het incident tot het overleggen van stukken
4.1.
veroordeelt gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan eisers de volgende bescheiden te verstrekken inzake de nalatenschap van [erflaatster] , overleden op 25 november 2019:
  • een beschrijving van de roerende zaken per 25 november 2019, waaronder de inboedel, sieraden en voertuigen;
  • bankafschriften van alle spaar- en betaalrekeningen van erflaatster over de drie jaren voorafgaand aan haar overlijden (25 november 2016) tot heden, dan wel vanaf de datum dat deze blijkens de verklaring van de bank nog beschikbaar zijn en tot de datum dan de betreffende bankrekening is opgeheven;
  • een opgave van eventuele levensverzekeringen van erflaatster;
  • de aangiftes inkomstenbelasting van erflaatster over de periode 2016 tot en met 2019;
  • de aangifte en aanslag erfbelasting;
  • de factuur van de uitvaart van erflaatster;
  • een opgave van de uitvaartkostenverzekering;
  • een opgave van de diamanten;
  • een opgave van de munten- en postzegelverzameling,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat gedaagde hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00;
4.2.
bepaalt dat – indien en voor zover gedaagde die in 4.1. genoemde bescheiden niet tot zijn beschikking heeft – hij deze bescheiden binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis moet opvragen bij de betreffende instanties en nadien aan eisers ter beschikking moet stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat hij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,00, en machtigt eisers de betreffende bescheiden namens gedaagde bij de betreffende instanties op te vragen wanneer het maximum aan dwangsommen is verbeurd;
4.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser begroot op € 589,00 aan tot op heden gemaakte kosten, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 2.6.;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde in dit incident af;
In de hoofdzaak
4.6.
verwijst de zaak naar de rol van
1 november 2023voor het nemen van een akte door eisers als bedoeld in 3.1.;
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
type: 1366