ECLI:NL:RBDHA:2023:12989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.3157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, mede namens haar minderjarige kinderen, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland. Deze aanvraag was ingediend op 29 juni 2022, met het doel om als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. Verzoekster heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Na een beroep ingesteld te hebben op 1 februari 2023 tegen het uitblijven van een besluit, heeft verweerder op 12 mei 2023 alsnog de aanvraag ingewilligd. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond wordt toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3157

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

mede namens haar minderjarige kinderen: [naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]
allen van Syrische nationaliteit
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verzoekster heeft op 29 juni 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 9 januari 2023 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Verzoekster heeft vervolgens op 1 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft in het besluit van 12 mei 2023 (alsnog) de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.