ECLI:NL:RBDHA:2023:12985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.2704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 21 januari 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. Deze aanvraag werd op 20 april 2022 afgewezen, waarna verzoekster op 16 mei 2022 bezwaar heeft aangetekend. Verzoekster heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij brief van 25 november 2022 in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een besluit op het bezwaar. Vervolgens heeft zij op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Op 25 april 2023 heeft de verweerder het bezwaar gegrond verklaard, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, wordt het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De rechtbank wijst erop dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de verweerder niet verplicht is het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2704

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]
mede namens haar (minderjarige) kinderen:
[naam],
geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]
allen van Syrische nationaliteit
(gemachtigde: mr. S. Kalu),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 21 januari 2021 een aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. Op 20 april 2022 is deze aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoekster op 16 mei 2022 bezwaar ingesteld. Verzoekster heeft verweerder bij brief van 25 november 2022 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Verzoekster heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
Op 25 april 2023 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft op 7 juni 2023 op dit verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
5. De rechtbank wijst erop dat verzoekster wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.