ECLI:NL:RBDHA:2023:12984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de beoordeling van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem op 5 juli 2023 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwistte de maatregel en verzocht tevens om schadevergoeding.

Tijdens de zitting op 17 juli 2023, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de verweerder gehoord. Eiser stelde dat hij geen bekende woon- of verblijfplaats had en dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. De rechtbank oordeelde echter dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren gemotiveerd en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder voldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure van eiser, ondanks dat eiser al lange tijd bekend was met de verplichting Nederland te verlaten. De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, 19 juli 2023, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19556
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. El Ayachi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1970] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen de lichte grond onder 4c betwist. Daartoe voert eiser aan dat hij officieel gesproken geen bekende woon- of verblijfplaats heeft, omdat hij geen verblijfstitel meer heeft in Nederland. Dat is de reden geweest dat hij is uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen.
4. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden onder 3c en 3h feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Eiser heeft deze gronden ook niet betwist. Deze gronden zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Het geschilpunt over de lichte grond 4c behoeft daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
5. Eiser stelt dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser heeft geen paspoort, maar verweerder is bezig geweest om een paspoort voor eiser te verkrijgen. Aangezien eiser geen paspoort heeft kan hij niet in bewaring gesteld worden.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een lichter middel. Gezien de gronden en de motivering daarvan zal een lichter middel niet leiden tot het zelfstandig vertrek van eiser. Daarbij heeft verweerder mogen meewegen dat eiser tot ongewenste vreemdeling is verklaard en dat hij onvoldoende geld heeft om zijn eigen terugkeer te bekostigen. Daarom weegt een lichter middel niet op tegen de kans dat eiser zich zal onttrekken aan het toezicht. Daarbij komt dat nu de verhoudingen tussen de Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten zijn verbeterd verweerder probeert een laissez-passer te verkrijgen voor eiser. Dat eiser momenteel geen paspoort heeft is dus geen reden om een lichter middel op te leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarendheid
7. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Het is namelijk al een lange tijd bekend dat eiser Nederland moet verlaten.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Verweerder heeft op 11 juli 2023 een laissez-passer aanvraag ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en heeft op diezelfde dag geprobeerd een vertrekgesprek met eiser te voeren, maar eiser heeft dat geweigerd. De handelingen die verweerder heeft verricht zijn relevante uitzettingshandelingen, die verweerder ook tijdig heeft uitgevoerd. Dat verweerder al lange tijd wist dat eiser Nederland moest verlaten maakt dit oordeel niet anders, omdat eiser niet al die tijd in bewaring heeft gezeten. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
9. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1, niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.