Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had op 3 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de maximumtermijn van zes uren voor de ophouding was overschreden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank baseerde zich op het proces-verbaal van de ophouding, waaruit bleek dat eiser op 3 juli 2023 om 17.00 uur werd overgenomen en om 20.25 uur in bewaring werd gesteld, wat binnen de toegestane termijn viel.
De rechtbank beoordeelde ook de gronden voor de bewaring. De Staatssecretaris had zware gronden aangevoerd, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte deze gronden, maar de rechtbank oordeelde dat de zware gronden voldoende waren om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Eiser had geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikte niet over voldoende middelen van bestaan, wat bijdroeg aan het risico van onttrekking.
Eiser voerde aan dat een lichter middel dan bewaring opgelegd had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom dit niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 juli 2023.