ECLI:NL:RBDHA:2023:12978
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake tijdelijke bescherming Oekraïners
In de zaak met zaaknummer NL23.21623 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een verzoeker die, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.E. Muller, in beroep is gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 3 juli 2023, houdt in dat het recht van de verzoeker op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, eindigt op 4 september 2023. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er recentelijk een uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarin het beroep van de verzoeker ongegrond is verklaard. Gezien deze beslissing in de hoofdzaak, is er volgens de voorzieningenrechter geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Dit heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.