In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een asielzoeker van Albanese nationaliteit. De eiser had op 14 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, waarop de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023 een afwijzend besluit heeft genomen. Tegelijkertijd werd aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 4 juli 2023 opgeheven, maar eiser stelde dat hij onterecht vijf dagen in bewaring had gezeten zonder wettelijke grondslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 29 juni 2023 opgeheven had moeten worden, omdat er geen grondslag meer was voor de bewaring na de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op schadevergoeding voor de periode van 29 juni 2023 tot 4 juli 2023, waarin hij onrechtmatig in bewaring was gehouden. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 500,- voor deze periode en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,50. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op 7 augustus 2023.