ECLI:NL:RBDHA:2023:12974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van asielzoeker en toekenning schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een asielzoeker van Albanese nationaliteit. De eiser had op 14 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, waarop de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juni 2023 een afwijzend besluit heeft genomen. Tegelijkertijd werd aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 4 juli 2023 opgeheven, maar eiser stelde dat hij onterecht vijf dagen in bewaring had gezeten zonder wettelijke grondslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 29 juni 2023 opgeheven had moeten worden, omdat er geen grondslag meer was voor de bewaring na de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op schadevergoeding voor de periode van 29 juni 2023 tot 4 juli 2023, waarin hij onrechtmatig in bewaring was gehouden. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 500,- voor deze periode en veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,50. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier mr. E. Mulder, en is openbaar gemaakt op 7 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19872
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. W.H.M. Ummels),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 4 juli 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek in deze zaak op 17 juli 2023 ter zitting gesloten. Op 24 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat de rechtbank nog een vraag had aan verweerder. Verweerder heeft deze vraag beantwoord en eiser heeft hier op gereageerd. Partijen hebben ermee ingestemd om een nadere zitting achterwege te laten. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaak gesloten op 4 augustus 2023.

Overwegingen

1. Eiser is van Albanese nationaliteit en is geboren op [1996] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de
Staat toekennen.
3. Eiser stelt dat hij vijf dagen zonder wettelijke grondslag in bewaring heeft doorgebracht, omdat de maatregel van bewaring te laat is opgeheven. Op 29 juni 2023 heeft verweerder een afwijzend besluit genomen op eisers asielaanvraag van 14 juni 2023. In het afwijzende besluit wordt medegedeeld dat de maatregel van bewaring met drie maanden zal worden verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw. In het voortgangsrapport van 6 juli 2023 is echter opgeschreven dat in het afwijzende besluit ten onrechte is opgenomen dat de maatregel van bewaring wordt verlengd. De maatregel van bewaring moet daarom worden opgeheven en eiser moet worden overgeplaatst naar het asielzoekerscentrum in [plaats] . Deze gang van zaken impliceert dat de maatregel van bewaring te laat is opgeheven. De maatregel van bewaring had, gezien deze niet verlengd had mogen worden, op 29 juni 2023 opgeheven moeten worden, omdat eiser op die dag een afwijzend besluit heeft ontvangen. Aan eiser moet daarom schadevergoeding worden toegekend voor de periode van 29 juni 2023 tot 4 juli 2023 waarin eiser zonder grondslag in bewaring heeft gezeten.
4. Verweerder is het met eiser eens dat er geen grondslag meer bestond voor de maatregel van bewaring vanaf het moment dat verweerder een besluit had genomen op de asielaanvraag van eiser. De maatregel van bewaring is namelijk op grond van artikel 59b, eerste lid onder b, van de Vw als enige grondslag opgelegd. Dat betekent dat op het moment dat verweerder het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag van eiser had genomen, de grondslag voor de maatregel van bewaring is komen te vervallen. De maatregel van bewaring had daarom op 29 juni 2023 opgeheven moeten worden. Volgens verweerder moet een schadevergoeding worden toegekend voor de periode van 30 juni 2023 tot 4 juli 2023.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de maatregel van bewaring op 29 juni 2023 opgeheven had moeten worden. Er was immers als gevolg van de afwijzing van eisers asielaanvraag geen grondslag meer om eiser in bewaring te houden. Dat betekent dat het beroep gegrond is.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser recht heeft op schadevergoeding vanaf 29 juni 2023. De rechtbank acht gezien het bovenstaande gronden aanwezig om eiser een schadevergoeding toe te kennen voor vijf dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van € 5 x 100,- (verblijf in detentiecentrum) = € 500,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een nadere schriftelijke reactie met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 500,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.255,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.